Toetstechnische Begrippenlijst

Dit is de geactualiseerde toetstechnische begrippenlijst van Stichting Cito (2022)

 


Ga snel naar:


21

21e eeuwse vaardigheden

Engels: 21st century skills

21e-eeuwse vaardigheden zijn vaardigheden die in de huidige maatschappij van belang zijn om goed te kunnen deelnemen aan de samenleving. Denk aan kritisch denken, probleemoplossend vermogen en mediawijsheid. Deze vaardigheden zijn een aanvulling op de basisvaardigheden.

zie bijvoorbeeld informatie van het SLO en kennisnet: 21st eeuwse vaardigheden

Terug naar het begin


A

| a-parameter | a-waarde | aanvulvraag | abiturient | absolute frequentie | absoluut normeren | adaptieve toets | affectieve onderwijsdoelstellingen | afleider | afleider-waarde | afronden | aftrekpunten | alpha | alpha-rest | alternatief | anker | antwoordblad | antwoordformulier | antwoordmodel | antwoordrestricties | antwoordsleutel | automatische essay scoring | automatische item generatie |

a-parameter

Engels: a-parameter

De \( A \)-parameter is een parameter uit het 1-parameter logistisch model ( OPLM ). Binnen dit model geeft de \(A\)-waarde het discriminerend (onderscheidend) vermogen van een item weer. Hoe hoger het onderscheidend vermogen, hoe beter het item onderscheid maakt tussen lage en hoge vaardigheidsniveaus. In de praktijk worden de \(A\)-waarden relatief - d.w.z tussen de items onderling - bekeken: hoe hoger de \(A\)-waarde van een bepaald item, hoe hoger het onderscheidend vermogen ten opzichte van de andere items. Zie verder itemresponstheorie

Terug naar het begin


a-waarde

Engels: \(a\)-value

De \(a\)-waarde - ook wel aangeduid met afleiderwaarde - is de proportie kandidaten die, of het percentage kandidaten dat, bij een meerkeuzevraag de desbetreffende afleider als antwoord koos.

Terug naar het begin


aanvulvraag

Engels: completion question

Een aanvulvraag is een open vraag waarbij de kandidaat een onvolledige zin, berekening of tekening moet afmaken. (zie ook vraagtype)

Terug naar het begin


abiturient

Engels: abiturient

Een abituriënt is iemand die een bepaalde opleiding heeft voltooid. Dat wil zeggen iemand die het examen met goed gevolg heeft afgelegd en dus de opleiding verlaten heeft.

Terug naar het begin


absolute frequentie

Engels: absolute frequency

Zie frequentie

Terug naar het begin


absolute normen

Engels: criterion referenced assessment

Absolute normen zijn standaarden waaraan de vaardigheidsniveaus van leerlingen gerelateerd kunnen worden. Deze standaarden worden vastgesteld op basis van inhoudelijke en/of toetsspecifieke criteria. Een voorbeeld van een absolute norm is "50% goed of meer is geslaagd".

Een meer systematische normeringsmethode om absolute normen vast te stellen zijn de zogenaamde standaarsettingsprocedures, waarbij aan experts wordt gevraagd welke toetscores represenatief zijn voor verschillende vaardigheidsniveaus.

zie ook normen, relatief normen , en normeren

Terug naar het begin


adaptieve toets

Engels: adaptive test

Bij een adaptieve toets wordt de toets optimaal afgestemd op de individuele kenmerken van de leerling. Een toets kan op verschillende manieren adaptief zijn. De meest voorkomende vorm van adaptiviteit is in moeilijkheid. Bij deze vorm van adaptieve toetsing selecteert de computer items met een moeilijkheid die zoveel mogelijk past bij de geschatte vaardigheid van de leerling op dat moment. Elke keer als de leerlingeen nieuwe vraag heeft beantwoord, stelt de computer de geschatte vaardigheid bij op basis van het antwoord en kiest dan een nieuwe item. Gedurende toets kan de computer dus steeds beter de moeilijkheid afstemmen op de vragen. Hiermee voorkom je dat leerlingen vragen krijgen voorgelegd die of veel te moeilijk zijn of veel te makkelijke. Zulke vragen bieden weinig (statistische) informatie over de vaardigheid en werken misschien alleen maar demotiverend. Door de moeilijkheid zo goed mogelijk op de individuele leerling af te stemmen kan men op een zo efficent mogelijk manier de vaardigheid in beeld brengen. Er zijn verschillende methoden om adaptiviteit in moeilijheid te realizeren:

  1. Computergestuurde adaptieve toets (CAT; computeraized adaptive testing). Bij een computer adaptive test selecteert de computer een item die qua moeilijkheid het beste aansluit op de vaardigheid zoals ingeschat op basis van de antwoorden op de eerdere opgaven.
  2. Multi-stage testing. Een multistage test lijkt erg op een CAT, maar in plaats dat items een voor een worden geselecteerd worden er nu steeds blokken van items afgenomen. Elke keer als de leerling een set heeft afgerond wordt een nieuwe inschatting van de vaardigheid gemaakt en op basis daarvan wordt een nieuwe set gekozen.

Naast adaptiviteit in moeilijkheid zijn er ook andere vormen van adaptiviteit denkbaar. Zo kan men denken aan adaptiviteit in presentatie of adaptiviteit in vraagvorm.

Zie: Wat is er adaptief aan een adaptieve toets?

Terug naar het begin


affectieve- onderwijsdoelstellingen

Engels: affective education objectives

Affectieve onderwijsdoelstellingen zijn de categorie onderwijsdoelstellingen die gericht zijn op de emotionele vorming.

Zie verder: onderwijsdoelstellingen

Terug naar het begin


afleider

Engels: distractor

Een afleider is een bij een meerkeuzevraag behorend fout antwoord of een antwoord dat niet het beste is.

Terug naar het begin


afleider-waarde

Engels: distractor value

zie a-waarde

Terug naar het begin


afronden

Engels: to round

Afronden is het terugbrengen van het aantal cijfers achter de komma van een getal.

Terug naar het begin


aftrekpunten

Engels: deduction points

Aftrekpunten zijn de punten die volgens het scoringsvoorschrift afgetrokken moeten worden voor een bepaald soort fouten, omissies en/of tekortkomingen.

Terug naar het begin


alpha

Engels: alpha

alpha is de generieke naam voor twee veelgebruikte statistische grootheden:

  1. als maat voor de betrouwbaarheid van een toets: zie coefficient alpha
  2. het gebruikte significiantieniveau in een statistische hypothesetoets

Terug naar het begin


alpha-rest

Engels: alpha-rest

Alpha-rest is de betrouwbaarheid van een toets, uitgedrukt met coefficient alpha , waarbij één item buiten beschouwing wordt gelaten. Alpha-rest wordt gebruikt om de invloed van een item op de betrouwbaarheid te onderzoeken. Items waarvoor alpha-rest kleiner is dan alpha-totaal dragen niet op een positieve manier bij aan de betrouwbaarheid en zijn kandidaat om uit de toets verwijdert te worden. Voordat een item verwijderd wordt dient eerst een inhoudelijke analyse plaats te vinden.

Terug naar het begin


alternatief

Engels: response alternative

Een alternatief is een van de antwoordmogelijkheden bij een meerkeuzevraag.

Terug naar het begin


anker

Engels: anchor

Een anker is een verzameling van items die in twee of meer toetsen wordt opgenomen om verschillen in de moeilijkheidsgraad tussen de betreffende toetsen vast te kunnen stellen. Deze informatie wordt gebruikt om equivalente scores vast te stellen (zie equivaleren) en voor normhandhaving .

Terug naar het begin


antwoordblad

Engels: answer sheet

Een antwoordblad is een formulier waarop de kandidaten hun antwoorden op de hun voorgelegde opgaven geven.

Terug naar het begin


antwoordformulier

Engels: answer sheet

zie antwoordblad

Terug naar het begin


antwoordmodel

Engels: correction model

Een antwoordmodel is een opsomming van goede, soms van minder goede en foute antwoorden bij open vragen, bedoeld als richtlijn voor de beoordelaar. Het antwoordmodel is een onderdeel van het correctievoorschrift .

Zie verder: beoordelingsschema.

Terug naar het begin


antwoordrestricties

Engels: answer restrictions

Antwoordrestricties zijn richtlijnen/eisen die toegevoegd kunnen worden aan de vraagstelling met betrekking tot de:

  1. structuur van het antwoord zoals maximaal aantal woorden, de indeling
  2. criteria waarop het antwoord beoordeeld kan worden.

Terug naar het begin


antwoordsleutel

Engels: anwer key

zie correctiesleutel

Terug naar het begin


automatische essay scoring

Engels: automatic essay scoring

Een techniek waarbij essay vragen automatisch worden gescoord met de computer door gebruik te maken van kunstmatige intelligentie.

Terug naar het begin


automatisch itemgeneratie

Engels: automated item generation

Een methode waarmee automatisch items worden geconstrueerd op basis van psychometrische, theoretische en inhoudelijke kenmerken.

Terug naar het begin


B

| basisvaardigheden | Bayesiaanse statistiek | b-parameter | begripsvaliditeit | beoordelaarsbetrouwbaarheid | beoordelaarseffect | beoordelaarsinstructies | beoordelaarsovereenstemming | beoordelen | beoordelingscriterium | beoordelingsinstrument | beoordelingsmethode | beoordelingsschaal | beoordelingsschema | beoordelingssysteem | beslissingsregels | betrouwbaarheid | betrouwbaarheidscoefficient | betrouwbaarheidsinterval | bewijsgerichte toetsconstructie (ECD) | Birnbaum model | bodemeffect | bonuspunten |

basisvaardigheden

Engels: basic skills

Vaardigheden die aan het onderwijs ten grondslag liggen en nodig zijn om deel het dagelijks leven zelfstandig vorm te geven. Denk aan Nederlands lezen en schrijven, en rekenen.

Terug naar het begin


Bayesiaanse statistiek

Engels: Bayesian statistics

Bayesiaanse statistiek is een discipline binnen de moderne statistiek gebaseerd op de stelling van Bayes. Met behulp van Bayesiaanse statistiek worden uitspraken gedaan over, bijvoorbeeld, de vaardigheid van een leerling door een combinatie van vooraf geformuleerde veronderstellingen (priors) en steekproefgegevens (data). Naarmate er meer data beschikbaar zijn of komen, worden de vooronderstellingen minder belangrijk.

De tegenhanger van Bayesiaanse statistiek is de frequentistische statistiek.

Terug naar het begin


\(b\)-parameter (beta-parameter)

Engels: \(b\) parameter (beta parameter)

De \(b\)-parameter verwijst over het algemeen naar de parameter in itemresponsmodellen ( Rasch model , OPLM , birnbaum model) die betrekking heeft op de moeilijkheidsgraad van een item. Vaak wordt de voor de \(b\)-parameter de Griekse letter \(\beta\) gebruikt. Heel soms wordt de moeilijkheidsgraag ook aangeduid met \(\delta\). Zie verder: itemresponstheorie.

Terug naar het begin


begripsvaliditeit

Engels: understanding validity

Begripsvaliditeit is de eigenschap die een toets heeft als kan worden aangetoond dat de toets het door de constructeur beoogde kenmerk van de leerling (onderliggende trek, vaardigheid) adequaat meet. zie ook validiteit

Terug naar het begin


beoordelaarsbetrouwbaarheid

Engels: rater reliability

beoordelaarsbetrouwbaarheid is de mate waarin verschillende beoordelaars tot dezelfde relatieve beoordeling komen van het werk van leerlingen. Een hoge betrouwbbaarheid beteknt dat verschillende beoordeleraars het met elkaar eens over hoe de leerlingen ten opzichte van elkaar gepresteerd hebben. Men spreekt in dit verband ook wel van consistentie in de beoordelingen. Een hoge betrouwbaarheid garandeert niet dat de beoorelaars tot dezelfde beoordeling komen. Om dat laatste te onderzoeken kijkt men naar de beoordelaarsovereenstemming .

Terug naar het begin


beoordelaarseffect

Engels: reviewer effect

Beoordelaarseffecten zijn onbedoelde factoren die de beoordelaars beinvloeden en waardoor de beoordelingen vertekend kunnen raken. De beoordelaar is zich meestal niet bewust van deze effecten. Enkele veel voorkomende beoordelaarseffecten zijn:

  1. contaminatie-effect De beoordelaar kent aan de beoordeling van het werk nog andere dan de bedoelde functie(s) toe. Voorbeeld: Een leraar kan een leerling een voldoende geven om hem te bemoedigen, hoewel dit cijfer eigenlijk te hoog is.
  2. halo-effect zie halo effect .
  3. normverschuiving De neiging van een beoordelaar zich in de strengheid van zijn beoordelingen aan te passen aan het gemiddelde prestatieniveau van een groep kandidaten. Onder het begrip normverschuiving wordt ook wel verstaan het beperkt gebruik maken van de cijferschaal; sommige leraren geven overwegend hoge cijfers, andere lage en weer andere vijven en zessen.
  4. volgorde-effecten De nawerking van voorafgaande beoordelingen van het werk van andere leerlingen bij het beoordelen van een leerlingprestatie. Een leraar kan bijvoorbeeld na enkele zwakke opstellen de neiging hebben om aan het volgende redelijk goede opstel een relatief hoger cijfer te geven, dan wanneer hetzelfde opstel volgt op enkele zeer goede opstellen. Daarom wordt geadviseerd om toetsen/examens per vraag na te kijken, en tussen elke vraag de examens in een nieuwe willekeurige volgorde te leggen (schudden).
  5. signifisch effect De effecten die optreden indien de beoordelingstaak verschillend wordt opgevat door twee of meer beoordelaars. Voorbeeld:• Indien opstellen beoordeeld moeten worden zonder dat aangegeven is op welke aspecten de beoordelaars moeten letten, bestaat de mogelijkheid dat de ene beoordelaar bijvoorbeeld de stijl als het belangrijkste aspect beschouwt en een ander de spelling

Terug naar het begin


beoordelaarsinstructies

Engels: rater instructions

Beoordelaarsinstructies zijn algemene richtlijnen, die beoordelaars gegeven worden, over de wijze waarop de prestaties van de leerlingen beoordeeld moeten worden. Beoordelaarsinstructies moeten het optreden van beoordelaarseffecten tegengaan. De beoordelaarsinstructies zijn een onderdeel van het correctievoorschrift .correctievoorschrift. De beoordelaarsinstructies hebben betrekking op zaken als: wijze van beoordelen/nakijken, bijvoorbeeld: nakijken per opgave in plaats van per toets; richtlijnen voor de eerste en tweede corrector, bijvoorbeeld: geen aantekeningen maken op het werk van de kandidaat.

Terug naar het begin


beoordelaarsovereenstemming

Engels: inter-rater agreement

Beoordelaarsovereenstemming is de mate waarin verschillende beoordelaars tot identieke beoordelingen komen van (bijvoorbeeld) het werk van leerlingen. Twee veel gebruikte maten voor beoordelaarsovereenstemming zijn het percentage overeenstemming tussen twee beoordelaars en Cohen's Kappa.

Terug naar het begin


beoordelen

Engels: to judge

Beoordelen is het toekennen van een waardering aan een geleverde prestatie. Deze waardering kan uitgedrukt worden in een cijfer of in een verbale kwalificatie. Men kan bij de beoordeling al of niet gebruik maken van een beoordelingsinstrument (zie bijvoorbeeld rubric ).

Terug naar het begin


beoordelingscriterium

Engels: rating criterion

Een beoordelingscriterium is een kenmerk waarop de prestaties van een leerling beoordeeld worden. Onder beoordelingscriterium kan men tevens een maatstaf worden verstaan, dat wil zeggen een indicatie van wat leerlingen zouden moeten kunnen of kennen, bijvoorbeeld: minimaal aantal typaanslagen per minuut op een typeexamen.

Terug naar het begin


beoordelingsinstrument

Engels: assessment tool

De term beoordelingsinstrument komt voor in twee verschillende betekenissen. Beoordelingsinstrument in de betekenis van toets, zie verder: toets. Een beoordelingsinstrument is een lijst met beoordelingscriteria waarmee prestaties van leerlingen door beoordelaars geobserveerd en opgetekend worden, met als oogmerk deze te waarderen. Zie verder: beoordelingsschaal

Terug naar het begin


beoordelingsmethode

Engels: assessment method

Een beoordelingsmethode is een systematische wijze van waarderen van gedrag. Voorbeelden van beoordelingsmethoden zijn, leerverslag, observatie, het afnemen van een toets.

Terug naar het begin


beoordelingsschaal

Engels: rating scale

Een beoordelingsschaal is een instrument waarmee kan worden aangegeven in welke mate kennis, vaardigheden of houdingen bij een leerling aanwezig zijn, of om de kwaliteit van het geleverde product (verslag, werkstuk, praktijkopdracht) te beoordelen. De schaal bestaat uit meerdere punten die een bepaalde positie of rangorde aangeven. Beoordelingschalen kunnen ook worden gebruikt voor zelfrapportages, bijvoorbeeld om sociaal welbevinden bij leerlingen te meten.

zie Likert-schaal

Terug naar het begin


beoordelingsschema

Engels: review schedule

Een beoordelingsschema is een schema dat dient als richtlijn bij de beoordeling van antwoorden op opgaven waarbij geen eenduidig antwoordmodel op te stellen is. In het beoordelingsschema worden criteria vermeld aan de hand waarvan het antwoord/de antwoorden beoordeeld dient/dienen te worden. Deze criteria kunnen zowel op de inhoud als op de structuur van het antwoord betrekking hebben.

Terug naar het begin


beoordelingssysteem

Engels: rating system

Een beoordelingssysteem is een samenhangend geheel van beoordelingsmethoden en/of beoordelingsprocedures.

zie: COTAN beoordelingssysteem , of RCEC

Terug naar het begin


beslissingsregels

Engels: decision rules

Beslissingsregels zijn afspraken over de wijze waarop beslissingen genomen moeten worden.

Bij examens waarin elk vak afzonderlijk beoordeeld wordt, kunnen de volgende beslissingsregels gehanteerd worden:

Terug naar het begin


betrouwbaarheid

Engels: reliability

De betrouwbaarheid is de mate waarin de toetsscores vrij zijn van toevallige meetfouten. Bij een betrouwbare toets zul je (ongeveer) dezelfde scores vinden zou je de toets opnieuw afnemen onder gelijke omstandigheden. De betrouwbaarheid wordt uitgedrukt met een waarde tussen 0 (alleen maar meetfouten) en 1 (perfecte betrouwbaarheid). Over het algemeen worden betrouwbaarheden van .80 als voldoende beschouwd, afhankelijk van het doel waarvoor de toets wordt ingezet.

De mate waarin de resultaten beinvloed worden door meetfouten kan worden geschat door berekening van een betrouwbaarheidscoëfficiënt. Er zijn verschillende methoden om de betrouwbaarheid te schatten. Deze kan men grofweg opdelen in drie klassen.

  1. Schattingen waarbij gebruik wordt gemaakt van een hertestafname of een paralleltoetsen.
  2. Schattingen waarbij men gebruik maakt van een enkele afname. De meest gebruikte coefficienten in deze categorie zijn alpha en lambda-2. Deze maten maken gebruik van de samenhang tussen de items binnen een test.
  3. Schattingen waarbij men gebruik maakt van een statistisch model (IRT model, factor model). Veelgebruikte maten muit deze klasse zijn de greatest lower bound (glb), en omega.

Terug naar het begin


betrouwbaarheidscoefficient

Engels: reliability coefficient

maat voor de betrouwbaarheid

Terug naar het begin


betrouwbaarheidsinterval

Engels: confidence interval

Een betrouwbaarheidsinterval is een interval van waarden waarvan men met een bepaalde zekerheid kan stellen dat het de waarde van de populatieparameter omvat.

Indien bijvoorbeeld bij een representatieve steekproef van 100 kandidaten de p-waarde van een item 0,60 is, dan loopt het bijbehorende 95% betrouwbaarheidsinterval van 0,48 tot 0,72. Men kan er 95% zeker van zijn (dus redelijk zeker) dat de ware - maar onbekende - \(p\)-waarde in de populatie in dit interval ligt. Men loopt 5% risico dat een foutieve conclusie wordt getrokken.

Terug naar het begin


bewijs-gerichte toetsconstructie

Engels: evidence-centered design

Methodische aanpak voor het ontwerpen van toetstaken waarbij de validiteit centraal staat. De kern van de methode vormt het cognitief assessmentkader dat bestaat uit drie submodellen: het studentmodel, het bewijsmodel, en het taakmodel.

Terug naar het begin


Birnbaum model

Engels: Birnbaum model

zie itemresponstheorie

Terug naar het begin


bodemeffect

Engels: floor effect

Er is sprake van een bodemeffect als de toets relatief moeilijk is voor de leerlingen aan wie de toets wordt voorgelegd. De meeste leerlingen hebben dan een score die op of dicht bij de ondergrens ligt. De test is niet in staat individuele verschillen in lage vaardigheden zichtbaar te maken. Zie ook plafondeffect.

Terug naar het begin


bonuspunten

Engels: bonus points

Bonuspunten zijn extra punten die aan kandidaten kunnen of moeten worden toegekend.

Terug naar het begin


C

| casustoets | computergebaseerd toetsen | centraal examen | certificaat | certificaateenheid | cesuur | checklist | cijfers | civiel effect | classificatieschema | classificatievraag | clustersteekproef | clustervraag | coefficient alpha | cognitief assessmentkader | cognitieve onderwijsdoelstellingen | cognitieve structuur | Cohen's d | College voor toetsen en examens (CvTE) | combinatievraag | common-sense vragen | competentie | constructvaliditeit | contaminatie-effect | context-afhankelijke vraag | correctie voor attenuatie | correctie voor raden | correctiemodel | correctiesleutel | correctievoorschrift | correlatie | correlatiecoefficient | COTAN | COTAN beoordelingssysteem | c-parameter | criteriumvariabele | Cronbach' s alpha | cumulatief percentage | cumulatieve frequentie | curriculum |

c-parameter

Engels: c parameter

De \(c\)-parameter is de parameter uit de item repsonstheorie die betrekking heeft op het raden of gissen en daarom wel gisparameter genoemd wordt.

Terug naar het begin


casustoets

Engels: case test

Een casustoets is een toets waaraan één of meer casussen ten grondslag liggen waarover vragen worden gesteld. Een casus, ook wel case of geval genoemd, is een op de praktijk gebaseerd probleem waaraan de vragen gekoppeld zijn, al dan niet uitgebouwd met nieuwe informatie per vraag.

Zie verder: praktijktoets.

Terug naar het begin


centraal eindexamen

Engels: national exam

Het centraal examen is het gedeelte van het examen dat als zodanig in het examenprogramma is aangeduid. Het wordt gekenmerkt door landelijke standaardisering van gelijke of gelijkwaardige opgaven, gelijke of gelijkwaardige afnamecondities, en een centraal (landelijk) vastgestelde beoordelingsvoorschriften en normering. De centrale examens vormen samen met het schoolexamen de examenprogrammas in het voortgezet onderwijs.

Terug naar het begin


certificaat

Engels: certificate

Een certificaat is een document waarin staat vermeld dat een leerling heeft aangetoond een bepaald deel van een vak, leerstofgebied voldoende te beheersen.

Terug naar het begin


certificaateenheid

Engels: certificate unit

Een certificaateenheid is een samenhangend en afgerond geheel van onderwijsdoelstellingen waarvoor een certificaat wordt uitgereikt.

Terug naar het begin


cesuur

Engels: cut-off score, pass-fail score

zie slaag/zakgrens

Terug naar het begin


checklist

Engels: checklist

Observatie-instrument waarmee wordt aangegeven of een leerling bepaalde kennis, vaardigheden of gedrag/houdingen bezit, door middel van ja/nee (of wel/niet aanwezig, onvoldoende/voldoende) scoring.

zie ook beoordelen, rubric

Terug naar het begin


cijfers

Engels: grades

Cijfers zijn getallen die op gestandaardiseerde manier een bepaalde waardering voor een geleverde schoolprestatie uitdrukken. In het Nederlandse onderwijsstelsel worden de schoolprestaties op een cijferschaal van 1 t/m 10 uitgedrukt, hierbij hebben de cijfers de volgende betekenis: 1 = zeer slecht, 2 = slecht, 3 = gering, 4 = onvoldoende, 5 = bijna voldoende, 6 = voldoende, 7 = ruim voldoende, 8 = goed, 9 = zeer goed, 10 = uitmuntend.

Terug naar het begin


civiel effect

Engels: civil impact

Het civiel effect is het recht verbonden aan het bezit van een diploma of getuigschrift.

Terug naar het begin


classificatieschema

Engels: classification schedule

Een classificatieschema is een ordening van onderwijsdoelstellingen volgens een bepaald indelingsprincipe. Het classificatieschema kan bijvoorbeeld een ordening zijn volgens vaardigheidsniveaus of denkoperaties. Als er sprake is van een hiërarchische ordening spreekt men van een taxonomie .

Terug naar het begin


classificatievraag

Engels: classification question

Een gesloten vraagvorm waarbij leerlingen elementen moeten classificeren naar eigenschappen.

Terug naar het begin


clustersteekproef

Engels: cluster sample

Er is sprake van een clustersteekproef als de populatie eerst wordt ingedeeld in clusters (e.g., klassen, scholen, teams)en daarna worden er aselect clusters getrokken en worden alle eenheden in het cluster onderzocht. Soms worden in een tweede stap ook nog at random eenheden uit het cluster getrokken (tweetrapssteekproef).

zie ook steekproef

Terug naar het begin


clustervraag

Engels: cluster question

Een clustervraag bestaat uit een aantal waar/onwaarvragen die op hetzelfde probleem of op dezelfde gegevens betrekking hebben.

Een voorbeeld:

Als je een magneet wilt hebben, dan kun je die vaak uit een toestel halen. Kun je uit de hieronder genoemde toestellen e en permanente magneet halen: ja of nee?

  1. dynamo: ja/nee
  2. batterij: ja/nee
  3. huisbel: ja/nee

Terug naar het begin


coefficient alpha

Engels: coefficient alpha

Coefficient alpha - vaak aangeduid als Cronbach's alpa - is een (veelgebruikte) maat voor de betrouwbaarheid van een toets. De formule voor het berekenen van coëfficiënt alpha is: \[ \alpha = {J \over J-1} \left( 1 - {\sum_j \sigma_j^2 \over S^2_+} \right) \] hierin is \( J \) het aantal items, \( s^2_j \) de variantie van de scores op item \( j \), en \( S^2_+ \) de variantie van de somscore.

Opmerking: Coefficient alpha is feitelijk de ondergrens voor de betrouwbaarheid. Dit betkent dat de daadwerkelijke (onbekende) betrouwbaarheid van de toets tussen de waarde van alpha en 1 ligt. Alpha is dus een conservatieve schatting van de betrouwbaarheid.

zie ook lambda-2 .

Terug naar het begin


cognitief-assessmentkader

Engels: cognitive assessment framework

Het cognitief-assessmentkader is een onderwijsmeetkundig model dat uit drie submodellen bestaat - het studentmodel, het taakmodel en het bewijsmodel - en zij vormen samen de centrale modellen in de bewijsgerichte toetsconstructie (evidence centered design (ECD)).

Terug naar het begin


Cohen's d

Engels: Cohen's d

Cohen's \(d\) is een gestandaardiseerde maat om het verschil tussen twee gemiddelden weer te geven. Voor de interpretatie worden de volgende richtlijnen gehanteerd:

  1. kleiner dan .20 | verwaarloosbaar effect
  2. van .20 tot .50 | klein effect
  3. van .50 tot .80 | middelgroot effect
  4. van .80 tot 1.30 | groot effect
  5. 1.30 of hoger | zeer groot effect

Terug naar het begin


cognitieve onderwijsdoelstellingen

Engels: cognitive education objectives

Cognitieve onderwijsdoelstellingen zijn onderwijsdoelstellingen die gericht zijn op de ontwikkeling van het verstandelijk functioneren, bijvoorbeeld via specificatie van de denkoperatie of van de cognitieve structuren.

zie leerdoelen

Terug naar het begin


cognitieve structuur

Engels: cognitive structure

Een cognitieve structuur is de inhoudelijke structuur van iemands kennis, dat wil zeggen van zijn 'mentale modellen van de werkelijkheid'. Kennis wordt hier opgevat in de ruime betekenis. Zij omvat het 'weten dat', ook wel declaratieve (soms: conceptuele) kennis genoemd (het statische aspect), en het 'weten hoe', ook wel procedurele kennis genoemd (het procesmatige aspect).

Terug naar het begin


College voor Toetsen en Examens (CvTE)

Engels: NA

Het College voor Toetsen en Examens (CvTE) is een zelfstandig bestuursorgaan die verantwoordelijk is voor de kwaliteit en het niveau van de centrale examens en toetsen voor het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) in Nederland. Ook zorgen zij ervoor dat scholen en instellingen de centrale examens en toetsen op een goede manier kunnen afnemen.

zie CvTE (officiele pagina)

Terug naar het begin


combinatievraag

Engels: combination question

Een combinatievraag is een gesloten vraag waarbij de kandidaat de juiste combinatie(s) moet maken uit twee gegeven groepen elementen.

Terug naar het begin


common-sense vragen

Engels: common sense questions

Common sense vragen zijn vragen die de doelgroep door logisch redeneren of algemeen aanwezige kennis kan beantwoorden en die als zodanig geen specifieke kennis meten.

Terug naar het begin


competentie

Engels: competence

De professionele kennis, vaardigheden en gedrag/attitudes die nodig zijn om een bepaald beroep goed uit te kunnen oefenen worden competenties genoemd.

Terug naar het begin


computer gebaseerd toetsen (CBT)

Engels: computer based testing

Toetsing waarbij de afname met een computer plaatsvindt.

Terug naar het begin


constructvaliditeit

Engels: construction validity

zie validiteit

Terug naar het begin


contaminatie-effect

Engels: contamination effect

zie beoordelaarseffect

Terug naar het begin


context-afhankelijke vraag

Engels: context dependent question

Een context-afhankelijke vraag is een vraag die beantwoord moet worden met behulp van gegevens (een plaatje, grafiek, tabel of tekst) die niet in de vraagformulering zijn opgenomen.

Terug naar het begin


correctie voor attenuatie

Engels: correction for attenuation

De correctie voor attenuatie is een correctie van een gestandaardiseerd effect (bijv. correlatie, Cohen's \(d\)) voor de onbetrouwbaarheid van de gemeten variabelen die in het effect betrokken zijn.

De meest bekende en meest gebruikte correctie voor attenuatie is die voor de correlatie. Door deze correctie aan te brengen is het mogelijk om in te schatten hoe groot de correlatie tussen twee variabelen zou zijn als het mogelijk was beide variabelen perfect betrouwbaar te meten. De formule voor het berekenen van de gecorrigeerde correlatie voor attenuatie is \[ {r'}_{XY} = { r_{XY} \over r_{XX'} \times r_{YY'} } \] hierin is \( {r'}_{XY} \) de gecorrigeerde correlatie, \(r_{XY} \) de oorspronkelijke correlatie, \( r_{XX'} \) de geschatte betrouwbaarheid voor toets \(X\), en \(r_{XX'}\) de betrouwbaarheid voor toets \(Y\).

Toelichting. De voor attenuatie gecorrigeerde correlatie dient met enige terughoudendheid geinterpreteerd te worden. Het is in feite een voorspelling van de correlatie in het ideale geval er geen meetfouten zijn. Daarnaast dient men rekening te houden met het feit dat de gebruikte schattingen van de betrouwbaarheid vaak een onderschatting zijn (zie coefficient alpha). Dit betekent dat de betrouwbaarheid te laag is ingeschat, en de correctie een te optimistisch beeld geeft van de sterkte van de samenhang. Het kan zelfs voorkomen dat de gecorrigeerde correlatie boven 1 uitkomt.

Terug naar het begin


correctie voor raden

Engels: correction for guessing

Een correctie voor raden is een correctie van de individuele toetsscores of slaag/zakgrens bij een meerkeuzetoetsen om de invloed van raden te verdisconteren.

Voor gokken gecorrigeerde toetsscores. Een formule voor het berekenen van de voor raden gecorrigeerde score bij meerkeuzetoetsen is: \[ X'= X - {F \over (a-1)} \] hierin is \(X'\) de voor gokken gecorrigeerde score, X de oorspronkelijke score, \(F\) het aantal foute antwoorden, en \( a \) het aantal antwoordalteranswer Met behulp van deze formule wordt op grond van het aantal foute antwoorden geschat hoeveel goede antwoorden het gevolg zijn van raden. De formule gaat ervan uit dat alle foute antwoorden door puur te gissen tot stand zijn gekomen. Dit is een erg strenge, en in de meeste gevallen onrealistische aanname, waardoor de correctie moeilijk verdedigbaar is.

Voor gokken gecorrigeerde slaag-zakgrens. Soms wordt bij het vaststellen van de slaag-zakgrens rekening gehouden met gokgedrag. Men kijkt dan naar de verwachte score die een leerling zou halen zou hij/zij alles gokken. Deze verwachte score wordt van het totaal aantal te behalen punten afgehaald, en op de overige punten worden een cesuur bepaald (e.g., 55% goed is geslaagd). Stel een toets bestaat uit 12 vier-keuze items en men wil de cesuur leggen bij 55% ware kennis. Een leerling die alles gokt haalt naar verwachting drie punten. Er blijven 9 punten over, waarvan men 55% moet halen, dan zijn 5 punten. De cesuur komt dan op 3 + 5 = 8 punten of meer is geslaagd te liggen. Ook dit is een relatief strenge correctie en dient met weloverwogen toegepast te worden. Indien mogelijk is het beter om het aantal vragen groot genoeg te maken zodat de kans op slagen door puur gokken zo klein mogelijk wordt gemaakt.

Terug naar het begin


correctiemodel

Engels: correction model

zie correctievoorschrift

Terug naar het begin


correctiesleutel

Engels: answer key

Een correctiesleutel-soms ook wel antwoordsleutel genoemd - is een lijst van de goed te rekenen antwoorden bij meerkeuzetoets.

Terug naar het begin


correctievoorschrift

Engels: NA

Een correctievoorschrift is een bij een open vraag behorende lijst met richtlijnen voor beoordelaars. Het correctievoorschrift bestaat uit een antwoordmodel, een scoringsvoorschrift, en een beoordelaarsinstructie.

Terug naar het begin


correlatie

Engels: correlation

De correlatie verwijst naar de samenhang tussen twee variabelen. De mate van samenhang wordt uitgedrukt in een getal tussen -1 (perfecte negatieve samenhang) en 1 (perfecte positieve samenhang). Als er geen samenhang is, dan is de correlatie gelijk aan 0 (nul).

Wanneer men spreekt over 'de correlatie' dan verwijst men doorgaans naar de product-moment (pm) correlatie, ook wel Pearson's correlatie genoemd. Deze maat geeft aan hoe sterk twee variabelen een rechtlijnig verband vertonen. Indien de pm-correlatie in de steekproef gelijk is aan 0 dan is er geen lineaire samenhang, maar mogelijk is er wel een niet-lineaire samenhang. Daarom wordt aangeraden om de samenhang ook altijd visueel te onderzoeken met behulp van puntenwolken (scatter plots).

Een andere praktische maat voor de samenhang is Spearman's \(\rho\) (spreek uit: ro) coefficient. Die geeft aan in hoeverre twee variabelen volgordelijk samenhangen. Men spreekt in dat geval van ordinale samenhang.

Terug naar het begin


correlatiecoefficient

Engels: correlation coefficient

zie correlatie

Terug naar het begin


COTAN

Engels: Dutch Committee of Testing

De COTAN (= Commissie Testaangelegenheden Nederland) is een commissie van het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP) met als doel het bevorderen van de kwaliteit van toetsen en toetsgebruik in Nederland

zie NIP - COTAN

Terug naar het begin


COTAN beoordelingssysteem

Engels: COTAN test assessment framework

Het COTAN-beoordelingssysteem is een instrument waarmee de kwaliteit van toetsen en tests kan worden geevalueerd. Naast de COTAN biedt ook het RCEC een beoordelingskader aan die specifiek is ontwikkeld voor onderwijskundige meetinstrumenten. Deze is aan te vragen bij het RCEC.

COTAN beoordelingssysteem

Terug naar het begin


criteriumvariabele

Engels: criterion variable

Een criteriumvariabele is een waarneembare gedragsvorm die men met behulp van een meetinstrument wil voorspellen (bijvoorbeeld studiesucces, door middel van een toets voor studievaardigheid). Zie verder: predictieve validiteit .

Terug naar het begin


Cronbach's alpha

Engels: Cronbach's alpha

zie coefficient alpha .

Terug naar het begin


cumulatief percentage

Engels: cumulative percentage

Een cumulatief percentage is een bij een toetsscore behorend getal dat aangeeft hoeveel procent van de kandidaten de genoemde toetsscore of een lagere heeft behaald. Zie verder: frequentietabel .

Terug naar het begin


cumulatieve frequentie

Engels: cumulative frequency

De cumulatieve frequentie is een bij een toetsscore behorend getal dat aangeeft hoeveel kandidaten de genoemde toetsscore of een lagere hebben behaald. Zie verder: frequentietabel .

Terug naar het begin


curriculum

Engels: curriculum

Curriculum is een ander woord voor leerplan en beschrijft de inhoud en doelen van het aan te bieden onderwijs. De in het curriculum beschreven kerndoelen en eindtermen vormen de basis voor hetgeen getoetst wordt binnen het onderwijs.

Terug naar het begin


D

| decielschaal | deeltoets | deelvraag | diagnostische toets | dichotome scoring | didactische leeftijdsequivalent | diploma | discriminatie-index | discriminerend vermogen | domeingerichte interpretatie | doorstroomtoets | dynamische toetsen |

decielschaal

Engels: decile scale

De decielschaal is een schaal met waarden 1 t/m 10. Elke schaalwaarde representeert 10% van de populatie. Wanneer een leerling op een toets een decielscore heeft van 7, dan scoort 70% van de populatie lager, en 20% van de populatie hoger. De decielschaal is een voorbeeld van een standaardscore

Terug naar het begin


deeltoets

Engels: subtest

zie subtoets

Terug naar het begin


deelvraag

Engels: subquestion

Een deelvraag is een zelfstandig onderdeel van een meervoudige vraag .

Terug naar het begin


diagnostische toets

Engels: diagnostic test

Een diagnostische toets is een onderzoek om te achterhalen wat leerlingen wel en niet kennen, en wat hun sterke en zwakke punten zijn op verschillende (deel)vaardigheden. Diagnostische toetsen hebben als doel hebben inzicht te krijgen in het leerproces en dit waar nodig bij te sturen. Diagnostische toetsen behoren tot het domein van formatief handelen .

Terug naar het begin


dichotome scoring

Engels: dichotome scoring

Dichotome scoring is een wijze van scoren (punten toekennen) waarbij slechts twee waarderingen van het antwoord worden onderscheiden: bijvoorbeeld 'goed' of 'fout'. Het is gebruikelijk om meerkeuzevragen dichotoom te scoren (0 = fout, 1 = correct).

Toelichting: In de praktijk wordt een verschil gemaakt tussen dichotome variabelen - dat zijn kenmerken waarbij maar twee uitkomsten mogelijk zijn zoals bijvoorbeeld geslacht - en dichotoom gescoorde variabelen, waarbij de variabele zelf meerdere uitkomsten kan hebben, maar aan de uikomsten worden slechts twee verschillende waarden toegekend. Dit is bijvoorbeeld het geval bij meerkeuzevragen: de leerling kan (bijvoorbeeld) kiezen uit 4 alternatieven, waarvan een juist is (1 punt) en de anderen onjuist (0 punten).

Terug naar het begin


didactische leeftijdsequivalent (DLE)

Engels: didactische leeftijdsequivalent (DLE)

De didactische leeftijdsequivalent (DLE) is een maat voor leervorderingen. Een DLE geeft aan welke leervorderingen een leerling gemiddeld in een maand onderwijs doormaakt. Wenneer een leerling een DLE heeft van 5 dan komen de schoolprestaties van deze leerling overeen met leerlingen die gemiddeld genomen vijf maanden onderwijs hebben gehad.

De DLE wordt gebruikt om leerachterstanden in kaart te brengen. Elk onderwijsjaar kent 10 maanden. Men begint te tellen vanaf groep 3. Een nominale leerling heeft aan het einde van groep 4 een didactische leeftijd van 20. Zou een leerling aan het einde van groep 4 een DLE hebben van 16, dan komen zijn leervorderingen overeen met wat leerlingen gemiddeld genomen na 16 maanden onderwijs realiseren en is er sprake van een achterstand van 4 DLEs (vier onderwijsmaanden).

Terug naar het begin


diploma

Engels: diploma

Een diploma is een document waarin staat vermeld dat iemand in de door het examenprogramma voorgeschreven vakken c.q. onderdelen of exameneenheden met een voldoende resultaat heeft afgerond.

Terug naar het begin


discriminatie index

Engels: discrimination index

De discriminatie-index is een maat voor het discriminerend vermogen van een item. In het algemeen wordt de discriminatie-index uitgedrukt in de correlatie tussen de scores op het item en de scores op de hele toets.

Terug naar het begin


discriminerend vermogen

Engels: discrimination power

Het discrimineren vermogen van een item geeft de mate aan waarin op grond van de scores op dat item hoog- en laagscorende leerlingen (op de hele toets) onderscheiden kunnen worden.

Terug naar het begin


domeingerichte interpretatie

Engels: domain-oriented interpretation

Domeingerichte interpretatie is het betekenis geven aan een toetsresultaat in termen van kennis en vaardigheden die zijn gedefinieerd bij een bepaald leerstofdomein.

Terug naar het begin


doorstroomtoets

Engels: NA

De doorstroomtoets wordt in 2023 de vervanger van de eindtoets primair onderwijs. Deze toets wordt door alle leerlingen in groep 8 van het primair onderwijs (PO) gemaakt en dient als tweede objectieve gegeven voor plaatsing in het voortgezet onderwijs naast het schooladvies. Indien het advies op de doorstroomtoets hoger uitvalt dan het schooladvies, dan dient de school het advies te heroverwegen en eventueel naar boven bij te stellen.

zie

  1. Informatie van de PO-raad
  2. Informatie rijksoverheid

Terug naar het begin


dynamische toetsen

Engels: dynamic testing

Dynamische toetsen is een vorm van toetsing waarbij tussen de verschillende fases van de toetsing hulp of instructies worden gegeven. Het doel van dynamische toetsing is om niet alleen te onderzoeken wat een leerling kan, maar vooral ook wat een leerling kan met een beetje hulp, ook wel de zone van naaste ontwikkeling genoemd. Bij dynamische toetsing vindt er interactie plaats tussen de leerling en de toets(leider). De tegenhanger van dynamisch toetsen is statistisch toetsen, waarbij de afname volgens vaste statische procedures verloopt.

Terug naar het begin


E

| effectgrootte | eindevaluatie | eindtermen | eindtoets primair onderwijs | empirische itemresponsecurve | enkelvoudige vraag | equating | equivaleren | essay type question | evaluatie | examen | examenbesluit | examenonderdeel | examenprogramma | examenreglement |

effectgrootte

Engels: effect size

Effectgroottes zijn statistische maten om de grootte van een effect - bijvoorbeeld het verschil in de gemiddelde rekenprestaties tussen jongens en meisjes - weer te geven. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen ongestandaardiseerde (ruwe) effectgroottes en gestandaardiseerde effectgroottes. De bekendste gestaandaardiseerde effectmaat is Cohen's \(d\). Deze maat geeft het verschil tussen twee gemiddelden in aantal standaarddeviaties. Ook de correlatie kan worden gezien als een gestandaardiseerde maat voor de effectgrootte.

Terug naar het begin


eindevaluatie

Engels: final evaluation

Afsluitende beoordeling van een min of meer afgerond stuk leerstof of onderdeel in de opleiding (bijv. eindevaluatie van een stage).

Terug naar het begin


eindtermen

Engels: final terms

Eindtermen beschrijven voor de vakken in de bovenbouw in het vo het geheel van kennis, vaardigheden en attituden/gedrag die een leerling moet beheersen om het vak met succes af te kunnen ronden en waarover in de schoolexamens en eindexamens getoets wordt.

zie ook kerndoelen en referentieniveaus .

Terug naar het begin


eindtoets primair onderwijs

Engels: end of primary school test

Een toets die alle leerlingen aan het einde van het primair onderwijs in Nederland maken. De eindtoets geeft een advies voor het meest passende vervolgonderwijs voor de leerling op basis van de getoonde vaardigheid. Dit toetsadvies dient als aanvullend gegeven op het schooladvies. Wanneer het toetsadvies hoger uitvalt dan het schoooladvies, dan moet de school het advies heroverwegen.

Scholen kunnen kiezen tussen een aantal toegestane eindtoetsen van verschillende commerciele aanbieders of de centrale eindtoets van het CvTE. Vanaf 2023-2024 is de eindtoets vervangen door de doorstroomtoets .

Terug naar het begin


empirische itemresponsecurve

Engels: empiric items response scurves

Geschatte verband tussen de vaardigheid en de kans op een goed antwoord (dichotome items), of de kans dat een bepaald antwoord wordt gekozen of een bepaalde hoeveel punten worden toegekend (polytome items).

zie itemresponstheorie

Terug naar het begin


enkelvoudige vraag

Engels: single question

Een enkelvoudige vraag is een vraag die, in tegenstelling tot een meervoudige vraag, niet gesplitst is in deelvragen en die één enkel antwoord vereist.

Terug naar het begin


equating

Engels: equating

zie equivaleren.

Terug naar het begin


equivaleren

Engels: equating

Equivaleren is een statistische procedure om voor elke score op een bepaald examen een score te vinden op een ander examen die dezelfde vaardigheidsniveau representeert. Voorbeeld: stel er zijn twee examens A en B, elk met 40 goed-fout vragen, maar examen A is moeilijker dan B, dan kan de equivaleringsmethode laten zien dat een score van 20 op examen A een gelijkwaardige vaardigheid weergeeft als een score van 24 op examen B. Een score van 20 op examen A is equivalent met een score van 24 op examen B.

Equivaleringsmethoden worden bijvoorbeeld gebruikt om de slaag-zakgrens van het ene examen over te brengen naar het ander examen. Dit zorgt ervoor dat bij beide examens dezelfde norm voor zakken of slagen wordt wordt gehanteerd (zie normhandhaving).

zie Toetsspecial Equivaleren .

Terug naar het begin


essay type question

Engels: essay type question

zie opstelvraag

Terug naar het begin


evaluatie

Engels: evaluation

Evaluatie is een systematische activiteit voor het verkrijgen van zo objectief mogelijke informatie, op grond waarvan uitspraken over de waarde van het evaluatie-object (een toets, een leerling, een leerplan of gedeelte daarvan, een onderwijsmethode, enz.) worden gedaan en waarover eventueel beslissingen kunnen worden genomen.

Terug naar het begin


examen

Engels: exam

Een examen is een door een daartoe bevoegde instantie ingesteld onderzoek naar kennis, vaardigheden, houding/gedrag van een kandidaat, die over een samenhangend geheel van leergebieden, aan de hand van hem verstrekte opdrachten een aantal prestaties moet leveren, op grond waarvan hem met inachtneming van bepaalde prestatie-eisen en beslissingsregels een bewijs kan worden uitgereikt waaraan bepaalde rechten of bevoegdheden kunnen worden ontleend.

Terug naar het begin


examenbesluit

Engels:

Een examenbesluit is een Koninklijk besluit waarin de overheid aanwijzingen geeft voor de inrichting en regeling van het examen voor een bepaald onderwijstype. Het kan onder meer bevatten: de indeling van het examen in centraal examen en schoolbeoordeling, aanwijzingen voor de instelling van de noodzakelijke examencommissies, de gang van zaken bij het centraal examen en de taak van gecommitteerden. In het algemeen bevat het examenbesluit aanwijzingen voor de structurele opbouw van het examenprogramma. Het examenprogramma zelf heeft in het algemeen de status van ministeriële beschikking. De looptijd van het examenprogramma is in het algemeen korter dan die van het Besluit. Veelal wordt op schoolniveau verdere uitwerking gegeven aan het examenbesluit, soms onder de naam examenreglement.

Terug naar het begin


examenonderdeel

Engels: exam part

Een afgebakend deel van een examen. Dit kan betrekking hebben verschillende vormen binnen examen. Zo kan een examen bijvoorbeeld bestaan uit een mondeling examen, een luistertoets, een praktijkopdracht, een schriftelijk examen. Vaak hebben de onderdelen betrekking op verschillende deelvaardigheden binnen een vak.

Terug naar het begin


examenprogramma

Engels: exam program

Een examenprogramma is een zo volledig mogelijke beschrijving van de eisen waaraan examenkandidaten moeten voldoen.

zie bijvorobeeld ook programma van toetsing en afsluiting (PTA) .

Terug naar het begin


examenreglement

Engels: examination regulations

Een examenreglement is een document waarin de school de gang van zaken bij het examen regelt. Het bevat onder meer de organisatie, gedragsregels voor kandidaat en examinator, herkansingsregeling, aanwijzingen voor gedrag bij ziekte en fraude, aanwijzingen voor de regeling van de schoolbeoordeling zoals het examenrooster, wijze van afname en het eventuele wegingssysteem van de cijfers.

Terug naar het begin


F

| face validity | feedback | formatief handelen | formatief evalueren | formatieve toets | formele evaluatie | foutenanalyse | fractie | frequentie | frequentiepolygoon | frequentietabel | frequentieverdeling |

face validity

Engels: face validity

zie indruksvaliditeit

Terug naar het begin


feedback

Engels: feedback

Feedback is een terugkoppeling op iemands presteren. Effectieve feedback geeft leerlingen inzicht hoe zij er voor staan, biedt aanknopingspunten voor het verder leren, en zet leerlingen aan het denken. Feedback wordt gezien als een van de krachtigste middelen voor effectief onderwijs.

Terug naar het begin


formatief handelen

Engels: formative test

Cyclisch proces waarbij steeds afwisselend wordt gekeken naar waar de leerling op het moment staat (bijvoorbeeld met een toets) en op basis daarvan gerichte activiteit worden ondernomen om dichterbij de leerdoelstellingen te komen.

Terug naar het begin


formatief evalueren

Engels: formative test

zie formatief handelen

Terug naar het begin


formatieve toetsing

Engels: formative test

Toetsing met als doel het leren te sturen, vaak onderdeel van een cyclyisch formatief handeling.

Zie formatief handelen , summatieve toetsing

Terug naar het begin


formele evaluatie

Engels: formal evaluation

Proces van verzamelen en interpreteren van (leerling) gegevens, dat volgens een aantal van te voren vastgestelde regels en met behulp van gestandaardiseerde evaluatie-instrumenten verloopt.

Terug naar het begin


foutenanalyse

Engels: error analysis

Een systematische inventariseren van de door leerlingen gemaakte fouten met het doel leerlingprestaties (individu of groep) en instructiemethoden te verbeteren en opgaven bij te stellen.

Terug naar het begin


fractie

Engels: fraction

zie proportie

Terug naar het begin


frequentie

Engels: frequency

De (absolute) frequentie is een getal waarmee aangegeven wordt hoe vaak een score voorkomt. Bij een toetsscore geeft dit getal aan hoeveel kandidaten die toetsscore hebben behaald.

De relatievefrequentie is de absolute frequentie gedeeld door het totale aantal kandidaten. De relatieve frequentie wordt weergegeven als een proportie of een percentage.

Terug naar het begin


frequentiepolygoon

Engels: frequency polygone

Een frequentiepolygoon is een grafische voorstelling van een frequentietabel, waarbij frequenties door stippen worden aangegeven die door rechte lijnen worden verbonden.

Terug naar het begin


frequentietabel

Engels: frequency table

Een frequentietabel is een lijst van alle verschillende antwoorden met daarbij het aantal kandidaten (leerlingen, studenten) die het antwoord gekozen heeft. Voor toetsscores is het gebruikelijk van laag naar hoog (of van hoog naar laag) te rangschikken. Een frequentietabel kan worden uitgebreid met een kolom met relatieve frequenties, een kolom met cumulatieve frequenties en met een kolom met cumulatieve percentages.

Terug naar het begin


frequentieverdeling

Engels: frequency distribution

De frequentieverdeling geeft aan hoe vaak waarnemingen voorkomen.

Voor continue variabelen geeft de frequentieverdeling aan hoeveel waarnemingen binnen een bepaald interval (technisch: bin) vallen. Frequentieverdeling worden grafisch weergegeven met een histogram of frequentiepolygoon.

Terug naar het begin


G

game-based assessment | Gaussverdeling | gemiddelde p-waarde | gemiddelde score | generaliseerbaarheidscoefficient | gesloten vraag | gestratificeerde steekproef | getuigschrift | gevalsbeschrijving | gewicht | gewogen toetsscore | gissen | goede antwoord | greatest lowerbound (glb) |

game-based assessment

Engels: game based assessment

Toetsing waaraan elementen uit game-design en speltechnologie zijn toegevoegd (bijvoorbeeld het halen levels, simulatieomgevingen).

Terug naar het begin


Gaussverdeling

Engels: Gauss distribution

Zie normale verdeling

Terug naar het begin


gemiddelde \(p\)-waarde

Engels: average p-value

De gemiddelde \(p\)-waarde is het rekenkundig gemiddelde van een reeks \(p\)-waarden. Het beschrijft de gemiddelde moeilijkheid van de vragen in de toets.

Let op! Wanneer de toets bestaat uit items waarvoor het aantal te behalen punten varieert dan dient men eerst per item de \(p\)-waarden te berekenen en daarna te middelen. De gemiddelde \(p\)-waarde x 100% geeft aan hoeveel procent van het maximaal aantal te behalen punten de leerlingen gemiddeld halen. Dit gemiddelde is niet hetzelfde als het gemiddelde percentage dat de leerlingen van het totaal aantal punten halen. Als men in het laatste geinteresseerd is dan dient men eerst de gemiddelde toetscore te berekenen en die dan te delen door het maximaal aantal te behalen punten.

Terug naar het begin


gemiddelde score

Engels: average score

De gemiddelde score is het rekenkundig gemiddelde die wordt verkregen door alle waarden bij elkaar op te tellen en te delen door het aantal scores.

De formule is als volgt: \[ \bar{X} = { \sum X_j \over N }\]
Het gemiddelde is een van maten voor centrale tendentie (zie mediaan, modus).

Terug naar het begin


generaliseerbaarheidscoefficient

Engels: generalizability coefficient

Een generaliseerbaarheidscoëfficiënt is een maat voor de betrouwbaarheid van een toets waarin verschillende variantiebronnen verwerkt kunnen zijn.

Generaliseerbaarheidscoefficienten worden vaak gebruikt om de betrouwbaarheid van beoordelaars te onderzoeken. Een variantiebron die vrijwel altijd in de coëfficiënt verwerkt is, is de mate van overeenstemming tussen beoordelaars, zowel de inter- als de intrabeoordelaarsovereenstemming

Terug naar het begin


gesloten vraag

Engels: closed question

Een gesloten vraag is een vraagtype waarbij de kandidaat moet kiezen uit een beperkt aantal antwoordmogelijkheden die vooraf gegeven zijn.

Terug naar het begin


gestratificeerde steekproef

Engels: stratified sample

Bij een gestratificeerde steekproef wordt de populatie eerst in subgroepen (strata) verdeeld. Vervolgens worden uit elke strata naar verhouding aselect eenheden getrokken. Voorbeelden van strata zijn geslacht, regio, gewichtenleerlingen, etc.

Terug naar het begin


getuigschrift

Engels: certificate

Een getuigschrift is een bepaald document waarin is vermeld welke resultaten een leerling bij een examen heeft bereikt in welke vakken, volgens welke programma's en op welke niveaus. Een getuigschrift wordt uitgereikt aan iedere leerling die het examen heeft afgelegd, ongeacht de resultaten van dat examen.

Terug naar het begin


gevalsbeschrijving

Engels: case study

Diepgravend en gedetailleerd onderzoek naar een specifieke eenheid (leerling, klas, school) in een reële context (bijv. in een periode waarin een onderwijsvernieuwingen worden doorgevoerd).

Terug naar het begin


gewicht

Engels: weight

Het gewicht van een opgave geeft de bijdrage aan van die opgave/dat item tot de totaalscore. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen het nominale gewicht en effectief gewicht.

  1. Onder het nominaal gewicht van een opgave/item verstaan we de bijdrage van de maximaal te behalen itemscore aan de maximaal te behalen toetsscore. Indien een item 5 van de in totaal 100 punten kan opleveren, is zijn nominaal gewicht gelijk aan 0,05.
  2. Onder effectief gewicht van een opgave/item verstaan we de bijdrage van een item aan de totale variantie van een toets. De formule voor het berekenen van het effectief gewicht van een opgave \(i\) is: \[ \text{effectief gewicht} = { r^2_{{X_i}X} S^2_{X_i} \over S^2_X }\] hierin is \( r_{{X_i}X} \) de correlatie tussen de itemscores op item \(i\) en de totaalscores, \(S^2_{X_j} \) is de variantie van de item scores, en \( S^2_X \) de variantie van de totaalscores.

Terug naar het begin


gewogen toetsscore

Engels: weighted test score

De gewogen toetscore is de totaalscore waarbij de opgaven in de optelsom een verschillend gewicht krijgen. De formule voor de gewogen somscore luidt: \[ \text{gewogen score} = \sum_j w_j X_j \] hierin is \(w_j\) het gewicht, en \(X_j\) het aantal behaalde punten op vraag \(j\). Wanneer alle opgaven hetzelfde gewicht hebben spreekt men van een of ongewogen score .

Terug naar het begin


gissen

Engels: guessing

Het raden van het goede antwoord in een meerkeuzevraag.

Zie correctie voor raden en c-parameter

Terug naar het begin


goede antwoord

Engels: correct answer

Het goede antwoord is het antwoord ( kort-antwoordvraag) of alternatief ( meerkeuzevraag ) dat bij de scoring goed gerekend wordt.

Terug naar het begin


greatest lower bound (GLB)

Engels: greatest lower bound (GLB)

De greatest lower bound glb is een maat voor de betrouwbaarheid van toetsscores. De glb wordt berekend op basis van een enkele afname en valt daarmee in de klasse van interne consistentiematen zoals ook coefficient alpha en lambda-2 (zie interne consistentie). De glb is groter dan alpha en lambda-2, maar is nog steeds de ondergrens voor de de echte betrouwbaarheid. Dit betekent dat de daadwerkelijke betrouwbaarheid tussen de waarde van de glb en 1 ligt. De glb heeft als nadeel ten opzichte van alpha en lambda-2 dat grote steekproeven (> 1000) nodig zijn en speciale programma's.

Terug naar het begin


H

| halo effect | herordeningsvraag | high-stakes test | histogram | homogeniteit | horizontaal equivaleren | hotspotvraag |

halo effect

Engels: halo effect

Men spreekt van een halo-effect als eigenschappen positiever worden ingeschat op basis van andere eigenschappen waarover een positief beeld bestaat.

Voorbeeld: er is sprake van een halo-effect wanneer de cognitieve vaardigheden van leerlingen hoger woorden ingeschat als zij over goede sociale vaardigheden beschikken.

Het fenomeen halo-effect werdt voor het eerst beschreven door Thorndike, die ontdekte dat wanneer mensen elkaar beoordelen een negatieve perceptie van een bepaalde eigenschap de beoordelingen op alle andere eigenschappen kan verlagen.

halo-effecten worden ook wel aangeduid als het 'fysieke aantrekkelijkheid stereotype'.

Terug naar het begin


herordeningsvraag

Engels: reorder question

Een herordeningsvraag is een vraag waarin een aantal gegevens in een bepaalde volgorde moet worden gezet.



Voorbeeld:
In een kerncentrale wordt elektriciteit opgewekt. Hierbij worden een aantal stappen doorlopen:

  1. opwekken mechanische energie
  2. kernsplitsing
  3. opwekken elektricitei
  4. opwekken warmte-energie

Zet de stappen in de juiste volgorde.

Terug naar het begin


high-stakes test

Engels: high-stakes test

Toets waarop een belangrijk besluit wordt genomen en daarmee grote consequenties heeft voor leerlingen. Denk bijvoorbeeld aan de eindtoets primair onderwijs en de centrale examens in het voortgezet onderwijs.

Terug naar het begin


histogram

Engels: histogram

Een histogram is een frequentietabel weergegeven in een grafiek. De frequenties zijn door kolommen weergegeven

Terug naar het begin


homogeniteit

Engels: homogenity

Het begrip 'homogeniteit' wordt in verschillende betekenissen gebruikt:

  1. homogeniteit van een populatie: mate van spreiding van een variabele in een populatie. Wanneer de spreiding gering is dan spreekt men van een homogene groep met betrekking tot de betreffende eigenschap.
  2. homogeniteit van toets: mate waarin de items in een toets dezelfde vaardigheid meten (unidimensioneel). Zie ook interne consistentie

Terug naar het begin


horizontaal equivaleren

Engels: horizontal equivalent

Horizontaal equivaleren is het op één schaal brengen van de scores van twee ongeveer even moeilijke toetsen die dezelfde vaardigheid meten, met de bedoeling bij beide toetsen gelijkwaardige normen te hanteren. Bijvoorbeeld: het equivaleren van de examens in een bepaald vak in opeenvolgende jaren.

zie equivaleren, normhandhaving, verticaal equivaleren .

Terug naar het begin


hotspotvraag

Engels: hot spot question

Een vraagvorm waarbij de kandidaat antwoord moet geven door een bepaald gebied in een afbeelding aan te wijzen.

Terug naar het begin


I

identificatievraag | ijken | indruksvaliditeit | inhoudsvaliditeit | inter-beoordelaarsovereenstemming | interne consistentie | intersubjectiviteit | intra-beoordelaarsbetrouwbaarheid | intra-beoordelaarsovereenstemming | invulvraag | item | item-bias | item-analyse | itembank | item-kalibratie | item-responsfunctie | item-responstheorie | item-restcorrelatie | itemscore | item-testcorrelatie |

identificatievraag

Engels: identification question

Een identificatievraag is een vraag waarbij van de kandidaat wordt gevraagd de in de stimulus gegeven informatie te vergelijken met eerder verworven of elders in de opgave (bijvoorbeeld in een tekst of tekening) aangeboden informatie. Vervolgens moet de kandidaat nagaan of, en in hoeverre, deze stimuli aan elkaar gelijk zijn.

Terug naar het begin


ijken

Engels: calibrate

zie kalibreren

Terug naar het begin


indruksvaliditeit

Engels: impression validity

Indruksvaliditeit is de mate waarin een toets volgens (bij voorkeur) experts zal meten wat gemeten moet worden. Dit oordeel is niet ondersteund door (empirisch) onderzoek.

zie ook validiteit

Terug naar het begin


inhoudsvaliditeit

Engels: content validity

Inhoudsvaliditeit van een toets is de eigenschap dat de opgaven een representatieve weergave vormen van de te toetsen kennis of vaardigheid. Meestal bedoelt men de representativiteit qua leerstofgebied. De inhoudsvaliditeit kan worden gewaarborgd door te werken met een toetsmatrijs .

zie ook validiteit

Terug naar het begin


inter-beoordelaarsovereenstemming

Engels: inter-assessor agreement

De interbeoordelaarsovereenstemming geeft de mate van overeenstemming aan tussen beoordelingen van twee of meer beoordelaars, die dezelfde werkstukken beoordeeld hebben.

zie ook beoordelaarsbetrouwbaarheid en beoordelaarsovereenstemming.

Terug naar het begin


interne consistentie

Engels: internal consistency

De interne consistentie van een toets geeft de mate aan waarin de opgaven binnen een toets onderling statistisch samenhangen. Dat wil zeggen dat dat er een positieve correlatie is tussen de scores van de verschillende opgaven binnen een toets. De interne consistentie wordt gebruikt om de betrouwbaarheid te onderzoeken. Twee veelgebruikte maten voor de betrouwbaarheid gebaseerd op de interne consistentie zijn coefficient alpha en lambda-2 .

zie betrouwbaarheid

Terug naar het begin


intersubjectiviteit

Engels: intersubjectivity

Intersubjectiviteit is het verschijnsel dat uitspraken van twee of meer beoordelaars (c.q. experts) over een subjectief kenmerk met elkaar overeenstemmen.

Terug naar het begin


intra-beoordelaarsbetrouwbaarheid

Engels: intra-assessor agreement

De intra-beoordelaarsovereenstemming geeft de mate van overeenstemming aan tussen beoordelingen van een reeks personen of objecten op twee of meer verschillende tijdstippen door één beoordelaar.

Terug naar het begin


intra-beoordelaarsovereenstemming

Engels: intra-assessor agreement

De intra- beoordelaarsovereenstemming geeft de mate van overeenstemming aan tussen twee of meer beoordelingen van eenzelfde beoordelaar die dezelfde werkstukken op verschillende momenten heeft beoordeeld.

Terug naar het begin


invulvraag

Engels: full question

Een invulvraag is een open vraag waarbij de kandidaat een onvolledige zin, berekening of tekening moet completeren.

Terug naar het begin


item

Engels: item

Een item is synoniem voor 'opgave' in een meerkeuzetoets.

Terug naar het begin


item-analyse

Engels: item analysis

Onderzoek naar de psychometrische eigenschappen van de items/vragen in een toets, waaronder bijvoorbeeld de moeilijkheidsgraad en discriminerend vermogen ).

zie toets-en-itemanalyse

Terug naar het begin


item-bias

Engels: item bias

zie vraagonzuiverheid

Terug naar het begin


itembank

Engels: item bank

Een itembank is een gestructureerde verzameling van items. De structuur kan zowel leerinhoudelijk als psychometrisch van aard zijn.

zie ook adaptieve toets

Terug naar het begin


item-kalibratie

Engels: item calibration

Schatten (berekenen) van de psychometrische eigenschappen (parameters) van een verzameling items met het doel om deze items op dezelfde schaal te brengen.

Terug naar het begin


item-responsfunctie

Engels: item response function

Wiskundige functie waarmee het verband tussen vaardigheid en de kans op het goed antwoord wordt beschreven.

Zie verder: itemresponstheorie.

Terug naar het begin


itemresponstheorie

Engels: item response theory

Theorie binnen de testleer waarbij op het niveau van items op een wiskundige manier een relatie wordt gelegd tussen de antwoorden die leerlingen geven en een onderliggende latente vaardigheid. Een IRT-model bestaat uit een aantal aannames. De meest gangbare item-responstheorie (IRT) modellen gaan er vanuit dat je met de test een unidimensionele eigenschap meet en dat de items onafhankelijk van elkaar worden gemaakt (technisch jargon: lokale onafhankelijkheid). De relatie tussen de latente vaardigheid en responses volgt een logistische functie die wordt beschreven met behulp van een (Rasch-model) of meerdere parameters (e.g., Birnbaum-modellen).

Een van de eerste IRT modellen is het Rasch model model. Dit model gaat er vanuit dat de items allemaal even goed discrimineren, maar verschillen in moeilijkheid. IRT modellen hebben als voordeel dat zij gebruikt kunnen worden bij structureel incompleet designs , waarbij verschillende groepen leerlingen, verschillende sets van items maken. Deze eigenschap wordt bijvoorbeeld benut voor het equivaleren van examens over jaren heen. Voorwaarde is dan wel dat het design 'gelinkt' is. IRT modellen zijn ook de drijvende kracht achter adaptieve toetsen (CAT).

Terug naar het begin


item-rest correlatie

item-rest correlation

correlatie tussen het item en de totaalscore op alle andere items. De item-restcorrelatie is een maat voor het discriminerend vermogen van item.

zie ook item-testcorrelatie

Terug naar het begin


itemscore

Engels: item score

Een itemscore (\(X\)) is het aantal punten dat een kandidaat op een item gescoord heeft.

Terug naar het begin


item-test correlatie

Engels: item-test correlation (Rit)

correlatie tussen het item en de totaalscore op alle items. De item-testcorrelatie is een maat voor het discriminerend vermogen van item. De item-testcorrelatie valt hoger uit dan de item-restcorrelatie omdat hier de itemscore in de totaalscore van een toets wordt meegeteld. Daarom wordt aangeraden om de item-restcorrelatie te gebruiken.

zie ook item-restcorrelatie

Terug naar het begin


J

K

| kalibreren | kennis | kennisstructuur | kerndoelen | klassieke testtheorie | kort-antwoordvraag | kr-20 |

kalibreren

Engels: calibrate

Het schatten van de item paramaters op een gemeenschappelijke schaal.

Terug naar het begin


kennis

Engels: knowledge

In de context van een toets wordt met kennis bedoeld datgene wat een persoon weet. In de taxonomie van Bloom of Romiszowski worden definities gegeven van kennis in een onderwijskundige context en hoe dit gemeten kan worden.

Terug naar het begin


kennisstructuur

Engels: knowledge structure

zie cognitieve structuur

Terug naar het begin


kerndoelen

Engels: NA

Kerndoelen beschrijven de aanbodsdoelen in het primair onderwijs en onderbouw vo. Aanbodsdoelen betekent het gaat om inspanningsverplichtingen door de scholen. Dat wil zeggen, de scholen moeten de onderwijsinhouden aanbieden maar hebben grote vrijheid in de mate van diepgaandheid.

zie Kerndoelen en eindtermen door SLO

zie ook eindtermen en referentieniveaus .

Terug naar het begin


klassieke testtheorie

Engels: classical test theorie

De klassieke testtheorie is gebaseerd op een model waarbij men er vanuit gaat dat de waargenomen toetsscore (bijv. het aantal correct) uit twee componenten bestaat: (1) een ware score en (2) een toevallige meetfout . De meetfout is geheel toevallig en hangt daarom met geen enkele andere variabelen samen. Dit model wordt ook wel het klassieke testmodel genoemd. Alle eigenschappen die volgen uit dit model vormen gezamenlijk de klassieke testtheorie.

Terug naar het begin


kort-antwoordvraag

Engels: short answer question

Een kort-antwoordvraag is een open vraag waarbij de kandidaat het antwoord zelf moet formuleren door middel van een citaat (vermelding van eerste en laatste woord van een tekstfragment), een of enkele woorden, getallen of eenvoudige tekeningen.

Terug naar het begin


KR-20

Engels: KR-20

KR20 is een interne-consistentiemaat voor de betrouwbaarheid voor specifiek dichotome toetsscores. De formule is als volgt: \[ r_{xx'} = {J \over J -1} \times \left( 1- { \sum_j p_j (1-p_j) \over S^2_X } \right) \] hierin is \( r_{xx'} \) de geschatte betrouwbaarheid, \( S^2_X \) de variantie van de totaal scores, en \(p_j\) de \(p\)-waarde van item \(j\). Index KR20 is exact gelijk aan coefficient alpha, maar wordt op een andere manier berekend.

KR staat voor Kuder - Richardson, de bedenkers van deze index.

Terug naar het begin


L

| lambda-2 | lang-antwoordvraag | latente-trekmodel | learning analytics | leerdoel | leerdoelgerichte toets | leerlingprofiel | leerlingvolgsysteem | leerplan | leerstofdomein | Likert-schaal | lineaire transformatie | low stakes test |

lambda-2

Engels: lambda-2

lambda-2 is een maat voor de betrouwbaarheid van toetsscores. lambda-2 wordt berekend op basis van een enkele afname en valt daarmee in de klasse van interne consistentiematen. lambda-2 is groter dan coefficient alpha, maar geeft nog steeds een ondergrens voor de echte betrouwbaarheid. Dit betekent dat de daadwerkelijke betrouwbaarheid tussen de waarde van lambda-2 en 1 ligt.

Terug naar het begin


lang-antwoordvraag

Engels: long answer question

Een lang-antwoordvraag is een open vraag waarbij de kandidaat het antwoord moet formuleren door middel van enkele zinnen, een gecompliceerde berekening of tekening.

Terug naar het begin


latente-trekmodel

Engels: latent trait model

zie itemresponstheorie

Terug naar het begin


learning analytics

Engels: learning analytics

Het verzamelen, analyseren en rapporteren van data over leerlingen en hun omgeving met als doel de leeruitkomsten te begrijpen en te verbeteren.

Terug naar het begin


leerdoel

Engels: learning objective

Een leerdoel is het beoogde resultaat van onderwijsleeractiviteiten. Als het beoogde leerresultaat wordt geformuleerd in termen van uiterlijke condities en waarneembaar leerlinggedrag spreekt men van 'concrete leerdoelen' of 'gedragsdoelen'. Als het beoogde leerresultaat wordt geformuleerd in termen van cognitief gedrag of van cognitieve structuren, spreekt men van cognitieve leerdoelen.

Er zijn verschillende taxonomieen waarmee leerdoelen ingedeeld kunnen worden.

Zie verder: onderwijsdoelstellingen , kerndoelen , eindtermen

Terug naar het begin


leerdoelgerichte toets

Engels: learning-oriented test

Een leerdoelgerichte toets is een toets die meestal bestaat uit een gering aantal opgaven (5 tot 10) die te beschouwen zijn als een representatieve steekproef uit alle opgaven die bij een bepaald leerdoel gemaakt zouden kunnen worden. Leerdoelgerichte toetsen worden tijdens het onderwijsleerproces gebruikt om kennis-hiaten bij de leerlingen op te kunnen sporen en het onderwijs dienovereenkomstig bij te sturen.

zie diagnostische toets

Terug naar het begin


leerlingprofiel

Engels: study profile

(Grafische) weergave van scores van een leerling, behaald op met elkaar samenhangende instrumenten die onderling met elkaar worden vergeleken.

Terug naar het begin


leerlingvolgsysteem

Engels: student monitoring system

Een verplichte met regelmaat terugkerende toets over meerdere jaren heen om de ontwikkeling van leerlingen door de tijd heen te volgen. Ze bieden zicht op vorderingen van het individu, de groep en de school. Vaak worden deze toetsen in het midden en eind van het schooljaar afgenomen.

Terug naar het begin


leerplan

Engels: curriculum

zie curriculum

Terug naar het begin


leerstofdomein

Engels: learning domain

Verzameling van onderling samenhangende kennis en vaardigheden waarover getoetst wordt.

Terug naar het begin


Likert-schaal

Engels: likert scale

Een Likert-schaal wordt meestal gebruikt om houdingen of meningen te meten. Een respondent wordt gevraagd om op meerdere gerelateerde stellingen/uitspraken/items te reageren door het kiezen van een van de voorgegeven antwoordmogelijkheden (bijvoorbeeld: zeer mee eens ... zeer mee oneens). Die antwoordmogelijkheden heten Likert-schalen. Dit maakt het mogelijk om met een en dezelfde steekproef van respondenten een schaal te construeren (bijvoorbeeld: aversie tegen toetsen) en de respondenten op deze schaal te plaatsen.

Terug naar het begin


lineaire transformatie

Engels: linear transformation

Een lineaire transformatie is een wijze van omzetting van scores in cijfers of in andere scores, waarbij het nieuwe resultaat een rechtlijnig verband heeft met de oude scores.

Zie verder: standaardscore.

Terug naar het begin


low-stakes test

Engels: low-stakes test

Toets waarmee het leerproces geëvalueerd wordt en waar weinig consequenties aan verbonden zijn voor leerlingen. Denk bijvoorbeeld aan een tussentijdse toets (so) in het voortgezet onderwijs.

zie ook formatief handelen , formatieve toetsing

Terug naar het begin


M

| matching | matrix sampling | mediaan | meerkeuzetoets | meerkeuzevraag | meervoudige vraag | meetfout | meten | methodegebonden toets | modus | moeilijkheidsgraad | multimedia-based toetsing | multiple-choice vraag | multiple completion task |

matching

Engels: matching

Het begrip matching kan naar verschillende aspecten verwijzen:

  1. vraagtype - zie combinatievraag
  2. statistische matching - het selecteren van groepen met vergelijkbare (statistische) eigenschappen, zoals bijvoorbeeld vaardigheid of dezelfde achtergrondkenmekren..

Terug naar het begin


matrix sampling

Engels: matrix sampling

Matrix sampling is een procedure voor toetsafname waarbij niet alle kandidaten alle items voorgelegd krijgen. De items worden hierbij over verschillende tekstboekjes verdeeld, die weer over verschillende deelgroepen van kandidaten worden verdeeld.

Matrix sampling is tijd- en kostenbesparend als het er om gaat psychometrische gegevens over items en toetsen te verkrijgen. Men krijgt uiteraard geen scores van alle kandidaten op alle items, maar met behulp van itemresponstheorie kan men voor alle leerlingen een vaardigheidsschatting op dezelfde schaal verkrijgen.

Matrix sampling wordt bijvoorbeeld toegepast in de internationaal vergelijkende studie TIMMS.

Terug naar het begin


mediaan

Engels: median

De mediaan is de middelste waarde wanneer de waarnemingen van laag naar hoog gerangschikt zijn. Wanneer de steekproef uit een even aantal waarnemingen bestaat dan neemt men het gemiddelde van de twee middelste waarnemingen.

De mediaan is een van de maten voor centrale tendentie naast het (rekenkundig) gemiddelde en de modus.

Terug naar het begin


meerkeuzetoets

Engels: multi-choice button

Een meerkeuzetoets is een toets bestaande uit meerkeuzevragen .

Terug naar het begin


meerkeuzevraag

Engels: multiple choice question

Een meerkeuzevraag is een vraag waarbij de kandidaat het goede antwoord moet bepalen uit verschillende alternatieven. Bij uitzondering worden wel meerkeuzevragen geconstrueerd waarbij meer dan één antwoord goed is.

Doorgaans gaat men ervan uit dat bij een meerkeuzevraag slechts een alternatief juist of het beste is. Er zijn ook varianten bij waarbij waarbij de leerlingen meerdere opties moeten kiezen. Deze variant worden multiple-response vragen genoemd.

Een voorbeeldvraag:

In welke landen kan men niet met Euros betalen?

    (a) Nederland
    (b) Groot Britannie
    (c) Duitslangd
    (d) Luxemburg
    (e) Zwitserland.

Bij multiple-response items is het belangrijk om vantevoren de scoringsregels vast te leggen.

Terug naar het begin


meervoudige vraag

Engels: multiple question

Een meervoudige vraag is een vraag die opgesplitst is in verschillende onderdelen. We onderscheiden twee soorten meervoudige vragen, namelijk vragen die antwoorden opleveren die onafhankelijk van elkaar zijn ( serievraag ) en vragen waarin antwoorden gevraagd worden die afhankelijk zijn ( samengestelde vraag ).

Terug naar het begin


meetfout

Engels: measurement error

De meetfout is de mate waarin de geobserveerde waarde afwijkt van de werkelijke waarde van een eigenschap. Meetfouten ontstaan door vertekeningen van uiteenlopende aard bij de meting. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen systematische meetfouten die zorgen voor bias in de metingen, en toevallige metingen die er voor zorgen dat de metingen niet exact repliceerbaar zijn zou men de meting opnieuw uitvoeren onder dezelfde omstandigheden, maar waarbij men gemiddeld genomen over replicaties op de ware waarde uitkomt.

Zie verder: betrouwbaarheid , standaardmeetfout, validiteit .

Terug naar het begin


meten

Engels: to measure

Meten is het toekennen van getallen aan waargenomen prestaties volgens een vastomschreven procedure (zie operationalisatie) zodanig dat op grond van de waarnemingen uitspraken gedaan kunnen worden over (individuele) verschillen in het onderliggend theoretisch concept.

Terug naar het begin


methodegebonden toets

Engels: method-based assessments

Methodegebonden toetsen zijn toetsen die een uitgeverij bij haar methode mee levert, of toetsen die direct zijn afgestemd op de gebruikte methode in het onderwijs. Met methodegebonden toetsen wordt doorgaans bekeken of de leerlingen de lesstof die ze net hebben geleerd voldoende beheersen. Hiermee kan de leerkracht bepalen of de leerling op schema ligt en of en zo ja welke extra ondersteuning de leerling nodig heeft.

Terug naar het begin


modus

Engels: mode

De modus van een reeks waarnemingen is de waarde die het meest frequent voorkomt.

zie ook gemiddelde score , mediaan .

Terug naar het begin


moeilijkheidsgraad

Engels: difficulty level

De moeilijkheidsgraad van een item of toets geeft aan in hoeverre leerlingen uit de doelpopulatie in staat zijn om de vraag of vragen goed te beantwoorden. De moeilijheid wordt meestal uitgedrukt met een p-waarde .

Toelichting. De moeilijkheid van een vraag of toets is altijd gerelateerd aan een specifieke populatie. Een vraag kan moeilijk zijn voor de ene groep leerlingen, maar gemakkelijk voor een andere groep leerlingen. Ook de relatieve moeilijkheid van vragen kan varieren over verschillende populaties. Dus wat de gemakkelijkste vraag is in een toets voor de ene groep is dat misschien niet voor de andere groep. Wanneer men de moeilijkheid van de vragen of toets onderzoekt is het belangrijk om de antwoorden van leerlingen te gebruiken voor wie de toets bedoeld is.

Terug naar het begin


multi-mediabased toetsing

Engels: multimedia based assessment

vraagvorm waarbij naast geschreven tekst (verbale informate) ook gebruik wordt gemaakt van verschillende andere media-uitingen (foto's, afbeeldingen, video, audio). Het gebruik van multimedia in toets kan verschillende functies hebben.

Terug naar het begin


multiple-choice vraag

Engels: multiple-choice question

Zie meerkeuzevraag .

Terug naar het begin


multiple completion taak

Engels: multiple completion task

Multiple completion is een vraagvorm waarin de leerling moet aangeven welk antwoord of welke combinatie van antwoorden juist is. Karakteristiek voor deze vraagvorm is dat de alternatieven slechts een selectie van alle denkbare combinaties geven.

Een voorbeeld:
Aan welke van de onderstaande voorwaarden moet een toets voldoen?

  1. De toets noet betrouwbaar zijn
  2. De toets valide zijn
  3. De toets moet uit meerkeuzevragen bestaan

(A) alleen 1 en 2
(B) alleen 1 en 3
(C) alleen 2 en 3
(D) aan alle voorwaarden

Terug naar het begin


N

| N-term | niveau | normale verdeling | normaliseren | normen | normeren | normgerichte interpretatie | normgroep | normhandhaving | normverschuiving |

N-term

Engels: level

Examens zijn ieder jaar anders en kunnen als gevolg daarvan onbedoeld het ene jaar relatief moeilijker of makkelijker zijn dan voorgaande jaren. De N-term (normeringsterm) compenseert voor dit verschil in moeilijkheid. De N-term is een getal tussen 0 (als het examen relatief gemakkelijk bleek) en 2 (bij een heel moeilijk examen). De N-term wordt bepaald op basis van normhandhavingsprocedures . Dit zorgt ervoor dat het cijfer dat leerlingen in verschillende jaren halen op het examen voor een vak te vergelijken zijn met elkaar.

Voor meer informatie over de N-term zie Examenblad - N-term van CvTE .

Terug naar het begin


niveau

Engels: level

zie onderwijsniveau

Terug naar het begin


normale verdeling

Engels: normal distribution

De normale verdeling is een bepaalde - veelgebruikte - verdeling die beschrijft hoe de scores in de populatie verdeeld zijn. De normaalverdeling herken je aan zijn klokvormige vorm en het is een symmetrische verdeling. De normale verdeling wordt bepaald door het gemiddelde en de standaarddeviatie. Wanneer het gemiddelde gelijk aan 0 is en de standaarddeviatie aan 1, dan spreekt men van een standaard-normale verdeling.

Terug naar het begin


normaliseren

Engels: normalize

normaliseren betekent dat de scores worden getransformeerd naar schaalwaardes zodanig dat zij een een normale verdeling volgen. Dit kan via de percentielscores . Van elke score wordt de percentielscore berekend, en die wordt vertaald naar een Z-score. Het resultaat is een standaard-normale verdeling, die vervolgens omgezet kan worden naar een normale verdeling met elke gewenst gemiddelde en/of standaardeviatie (e.g., zoals een IQ schaal met gemiddelde 100 en SD van 15).

Terug naar het begin


normen

Engels: standards

Normen zijn de referentiegegevens of referentiekaders waartegen de toetsprestaties afgezet kunnen worden. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen relatieve normen en absolute of domeingerichte normen.

  1. Relatief. Relatieve normen zijn de toetsresultaten van een representatieve steekproef van leerlingen uit de populatie (normgroep). Aan de hand van de populatiegevevens kan worden vastgesteld wat de relatieve positie is van een leerling ten opzicht van de populatie en daar een passende score bij geven. Men spreekt in dit verband van een normgerichte interpretatie [!]. Relatieve normeringen zijn meest gangbaar bij psychologische tests. In de verenigde staten is relatieve normering ook gangbaar in het onderwijs (grading on the curve). In Nederland wordt relatieve normering bijvoorbeeld ook gebruikt bij de leerlingvolgssystemen. Er worden vijf niveaus onderscheiden, waarbij A aangeeft dat een leerling tot de 20% best presterende leerlingen behoort, B dat de leerling tot de volgende 20% best presterende leerlingen, enz. Een belangrijke beperking van relatieve normen is dat de prestatie van een individuele leerling afhangt van de prestaties van andere leerlingen.


  2. Absoluut. De toetsresultaten worden afgezet tegen inhoudelijke normen (beheersingsstandaardaarden). Een voorbeeld van een veelgebruikte absolue standaard is "meer dan 50% of meer goed is een voldoende". Een andere vorm van absolute normen zijn rubrics , waarin nauwkeurig wordt omschreven waar de respons moet voldoen om een voldoende te behalen. Bij absolute normen hangen het resultaat niet af van de resultaten van andere leerlingen. In theorie zou iedereen dus een voldoende moeten kunnen halen.


Toelichting. In de dagelijkse praktijk is het onderscheid tussen relatief en absoluut normeren niet zo zwart-wit. Een veelgebruikte strategie in het VO is bijvoorbeeld dat in eerste instantie uitgegaan van een absolute normering (bijv. 50% goed is geslaagd), maar als bijvoorbeeld blijkt dat bijna niemand de toets haalt, dan kan dat reden zijn om de norm nog wat bij te stellen.

Terug naar het begin


normeren

Engels: standard

Normeren heeft betrekking op de manier waarop er betekenis wordt gegeven aan scores. De scores op een test zeggen op zichzelf niet veel. Door de scores te relateren aan normgegevens (zie normen) krijgen de scores betekenis. Bij de examens vindt normering plaats door middel van equivalering naar referentie examen (zie equivaleren ).

Terug naar het begin


normgerichte interpretatie

Engels: normal interpretation

Betekenis geven aan toetsresultaten door deze te vergelijken met de toetsresultaten van een relevante vergelijkingsgroep (relatieve normen), bijvoorbeeld leerjaar- of leeftijdgenoten, ook wel normgroep of populatie genoemd.

Terug naar het begin


normgroep

Engels: norm population, reference group

Een normgroep is een steekproef uit een welomschreven populatie van kandidaten waartegen de toetsresultaten afgezet worden. Normgroepen vormen de basis voor relatieve normeringen en een normgericht interpretatie.

Terug naar het begin


normhandhaving

Engels: maintaining standards

Er is sprake van normhandhaving als de normen van het ene examen worden vertaald naar vergelijkbare normen op een ander examen dat dezelfde vaardigheid beoogt te meten. Het maakt voor een leerlingen dan niet meer uit welk examen zij voorgelegd krijgen; voor beide examens gelden immers dezelfde normen. Normhandhaving wordt bijvoorbeeld toegepast bij de centrale eindexamens en zorgt er voor dat de vaardigheid die nodig is om te slagen over de jaren heen hetzelfde blijft. Om de normhandhaving te realizeren maakt men gebruik van equivaleringsmethoden.

Terug naar het begin


normverschuiving

Engels: norm drift

Er zijn twee contexten waarbij wordt gesproken over normverschuiving.

  1. Er is sprake van normverschuiving als een beoordelaar zijn beoordelingen aanpast aan de geleverde prestaties van de leerlingen.
  2. Normverschuiving kan ook plaats vinden wanneer de normen van de ene toets via andere toetsen overgebracht worden op een nieuwe toets. In elke stap van de keten kunen er een kleine fouten optreden die uiteindelijk ervoor zorgen dat de normen verschuiven.

Terug naar het begin


O

| omzettingstabel | onderwijsdoelstellingen | onderwijsniveau | opdracht | open vraag | operationaliseren | opgave | OPLM | opstelvraag |

omzettingstabel

Engels: conversion table

Een omzettingstabel is een tabel die aangeeft welke afgeleide score ( cijfer, percentiel) bij welke toetsscore behoort.

Terug naar het begin


onderwijsdoelstelling

Engels: educational objective

Onderwijsdoelstellingen beschrijven in algemene termen de doelen waarvoor onderwijs wordt gegeven. Dit doelstellingen op zowel cognitief vlak zijn (bijv. bijbrengen van taalvaardigheid, rekenvaardigheid), als affectief en sociaal (burgerschap). Zo is eveneens in de rechten van het kind vastgelegd dat de Nederlandse Onderwijsdoelstellinge ervoor zorgen dat kinderen dingen leren die ze nodig hebben om als mens prettig te kunnen leven. Deze algemene doelstellingen worden nader uitgewerkt in kerndoelen , eindtermen, referentieniveaus .

Terug naar het begin


onderwijsniveau

Engels: education level

Het onderwijsniveau verwijst naar een indeling van het onderwijs of leerstof naar de graad van moeilijkheid ervan. Zo wordt in Nederland in het voortgezet onderwijs een onderscheid gemaakt tussen praktijkonderwijs (pro), voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo: KB, BB, GT), havo en vwo. Het niveau wordt bepaald door de hoeveelheid stof, de cognitieve complexiteit van de leerstof, en het tempo waarin de stof aan de orde wordt gesteld.

Terug naar het begin


opdracht

Engels: task

Zie opgave

Terug naar het begin


open vraag

Engels: open ended question

Een open vraag is een vraagtype waarbij een kandidaat het antwoord zelf moet formuleren. Ten behoeve van de beoordeling moet er een correctievoorschrift of een beoordelingsschema zijn. Open vragen kunnen, gekarakteriseerd naar de lengte van het antwoord, onderverdeeld worden in bepaalde vraagvormen, namelijk: invulvraag, aanvulvraag, kort-antwoordvraag, lang-antwoordvraag, en opstelvraag.

Terug naar het begin


operationaliseren

Engels: operationalize

Operationaliseren in de context van toetsen verwijst naar het vertalen van algemene leerdoelen naar concrete taken/opgaven (zie bijvoorbeeld de bewijsgerichte toetsconstructie (ECD) ).

Terug naar het begin


opgave

Engels: assignment

Een opgave is een onderdeel van een toets en bevat altijd een stimulus (een middel of prikkel om een bepaald gedrag van een kandidaat uit te lokken) waarop een respons (het uitgelokte gedrag) mogelijk moet zijn. zie ook item.

Terug naar het begin


OPLM

Engels: one-parameter logistic model

Het OPLM is een IRT model uit de familie van Rasch modellen waarbij items een verschillend discriminerend vermogen kunnen hebben.

Terug naar het begin


opstelvraag

Engels: assessment question

Een opstelvraag is een open vraag waarbij de kandidaat het antwoord moet formuleren door middel van een samenhangend stuk tekst of een berekening of tekening, die een afgerond geheel moeten vormen.

Terug naar het begin


P

| p-waarde | parallelle toets | parallelle vormen-methode | parameter | peilingsonderzoek | percentage | percentiel | percentielscore | plafondeffect | polytome scoring | populatie | port folio | praktijktoets | predictieve validiteit | pretest | procesevaluatie | productievraag | produktevaluatie | product-momentcorrelatie | programmatisch toetsen | proportie | psychometrische analyse | psychomotorische onderwijsdoelstellingen | programma van toetsing en afsluiting |

\(p\)-waarde

Engels: \(p\)-value

De \(p\)-waarde is een getal tussen 0 en 1 waarmee de moeilijkheidsgraad van een opgave kan worden weergegeven. De \(p\)-waarde wordt berekend door de gemiddelde score op een opgave te delen door de maximaal haalbare score op die opgave. De \(p\)-waarde voor een meerkeuzevraag is gelijk aan de proportie kandidaten die het juiste antwoord heeft gekozen.

Terug naar het begin


parallelle toets

Engels: parallel test

Parallelle toetsen zijn toetsen die dezelfde vaardigheid meten, dezelfde betrouwbaarheid hebben, en de gemiddelde score en variantie van de scores zijn voor beide toetsen gelijk. Parallele toetsen zijn inwisselbaar maar niet identiek. Parallele toets is een van de centrale begrippen in de klassieke testtheorie (KTT).

Terug naar het begin


parallelvorm-methode

Engels: parallel shapes method

De parallelvorm-methode is een methode om de betrouwbaarheid van een specifieke toets voor een specifieke leerlingpopulatie te schatten. Behalve de toets in kwestie wordt bij dezelfde groep kandidaten een parallelle toets afgenomen. De uitkomsten van beide toetsafnames worden met elkaar gecorreleerd. De correlatie is de geschatte betrouwbaarheid van de toets en daarmee ook de geschatte betrouwbaarheid paralleltoets.

In de praktijk blijkt het niet eenvoudig om parallele metingen te construeren. Het lukt soms wel om toetsen te construeren die deels de eigenschappen van paralleliteit hebben en als basis kunnen dienen voor betrouwbaarheidsonderzoek (zie betrouwbaarheid).

Terug naar het begin


parameter

Engels: parameter

De term parameter kunnen we in drie betekenissen tegenkomen:

  1. Een parameter is een grootheid waarmee een eigenschap van een populatie wordt beschreven, zoals het gemiddelde (\(\mu\)) en de standaarddeviatie (\(\sigma\)).

  2. Een parameter is een grootheid binnen een statistisch model waarmee relaties tussen variabelen worden beschreven op populatieniveau. Neem als voorbeeld het Birnbaum of 2PLM. Het model beschrijft de statistische relatie tussen de kans op een goed antwoord en vaardigheid en omvat twee modelparameters: de \(\alpha\)-parameter voor het discriminerend vermogen, en de \(\beta\)-parameter voor de moeilijkheid.

  3. In een wiskundige vergelijking zoals \( y = ax + b \) worden \(a\) en \(b\) evens de parameters genoemd, of ook wel de constantes van de vergelijking.

Ad (1) en (2): Populatieparameters worden doorgaans weergegeven met een Griekse letter en de steekproefwaarde met een gewone letter of met de Griekse symbool met dakje (e.g., \(\bar{\mu}\) ).

Terug naar het begin


peilingsonderzoek

Engels: poll research

Grootschalig evaluatie-onderzoek met als doel het vaststellen van de (ontwikkelingen) in de leerprestaties en de relaties met de leerinhoud (aanbod, tijd, & kwaliteit).

Zie Peil.onderwijs en Inspectie van het Onderwijs: Peil.onderwijs

Terug naar het begin


percentage

Engels: percentage

Proportie uitgedrukt in procentpunten, waarbij elk procentpunt 1/100 deel van het totaal weergeeft. p-waarde worden vaak in percentages uitgedrukt; een percentage van bijvoorbeeld 80% betekent dat de leerlingen gemiddeld 8/10 = 0,8 van het maximaal aantal te behalen punten behaalden.

Terug naar het begin


percentiel

Engels: percential

Percentielen zijn de 99 schaalwaarden die een frequentieverdeling verdelen in 100 groepen van gelijke grootte. Het 50-ste percentiel (P50) wordt de mediaan genoemd. Kwartielen splitsen de verdeling in vier gelijke groepen.

Terug naar het begin


percentielscore

Engels: percentile score

Een percentielscore is een bij een toetsscore behorend getal dat aangeeft hoeveel procent van de kandidaten de genoemde toetsscore of een lagere heeft behaald.

Voorbeeld: Iemand haalt op een toets een percentielscore van 56. Dit betekent dat 56% van alle deelnemers bij die toets dezelfde of een lagere score had.

Terug naar het begin


plafondeffect

Engels: ceiling effect

Het plafond-effect treedt op als de toets te gemakkelijk is voor de leerlingen die de toets hebben gemaakt. Er zijn relatief veel leerlingen met een bijna perfect score (maximale score). De toets maakt geen onderscheid op hogere vaardigheidsniveaus.

Terug naar het begin


polytome scoring

Engels: polytome scoring

Polytome scoring is het scoren van een antwoord waarbij er meer dan twee onderscheidingen zijn in de waardering van het antwoord. Aan het antwoord op een vraag kunnen we bijvoorbeeld 0, 1 of 2 punten worden toegekend. Bij open vragen hanteert men vaak polytome scoring. (zie ook dichotome scoring). [!]

Terug naar het begin


populatie

Engels: population

Een populatie is een verzameling van vooraf gedefinieerde eenheden, bijvoorbeeld alle aan een examen deelnemende kandidaten, waarover men door middel van statistisch onderzoek wil doen. Bijvoorbeeld, bij de peilingen bestaat de populatie uit alle leerlingen in groep 8, die langer dan 1 jaar in Nederland verblijven.

Terug naar het begin


praktijktoets

Engels: practice test

Een praktijktoets is een toets waarin de opgaven een min of meer natuurgetrouwe weerspiegeling van de (beroeps)praktijk vormen. In het algemeen vereist een praktijktoets praktisch handelen.

Terug naar het begin


predictieve validiteit

Engels: predictive validity

Predictieve validiteit is de eigenschap die een toets heeft als de toetsscore een criteriumvariabele kan voorspellen (prediceren). Als met een toets studiesucces voorspeld kan worden, dan heeft die toets een bepaalde predictieve validiteit. De hoogte van de predictieve validiteit van die toets wordt uitgedrukt in de hoogte van de correlatie tussen toetsscores van de personen waarbij de toets is afgenomen en hun succes bij verdere studie.

Terug naar het begin


pretest

Engels: pretest

Pretesten is het afnemen van een aantal opgaven bij een groep personen, meestal met het doel de eigenschappen van een toets te onderzoeken en slecht functionerende items te verbeteren. Deze groep personen is zoveel mogelijk vergelijkbaar met de populatie waarvoor de test oorspronkelijk is ontwikkeld. Pretesten gebeurt bijvoorbeeld ook in de context van het bepalen van de (voorlopige) N-term van de centrale eindexamens (zie bijvoorbeeld normhandhaving).

Terug naar het begin


procesevaluatie

Engels: process evaluation

Verzamelen en interpreteren van gegevens over het verloop van een onderwijsleerproces om daarover onderwijskundige beslissingen te kunnen nemen.

Terug naar het begin


productevaluatie

Engels: product evaluation

Verzamelen en interpreteren van gegevens over de uitkomsten van een onderwijsleerproces om daarover onderwijskundige beslissingen te kunnen nemen.

Terug naar het begin


product-moment (Pearson's) correlatie

Engels: product moment correlation

PM CORRELATIE

De pm-correlatie geeft de mate aan waarin twee variabelen, bijvoorbeeld twee (gepaarde) reeksen toetsscores, of twee reeksen itemscores en toetsscores, rechtlijnig met elkaar samenhangen. De pm-correlaties wordt als volgt berekend: \[ r_{X}Y = \sum_j { (X-\bar{X})(Y-\bar{Y}) \over (N- 1) \times S_X \times S_Y} \] hierin is \(r_{XY}\) de correlatie, \(\bar{X}\) en \(\bar{Y}\) de gemiddelden van respectievelijk \(X\) en \(Y\), en \(S_X\) en \(S_Y\) de standaarddeviaties van respectievelijk de \(X\) en \(Y\) scores.

Terug naar het begin


port-folio

Engels: port folio

Een verzameling van werk van leerlingen waarmee zij hun voortgang en ontwikkeling kunnen aantonen. Het werk in het portfolio dient als bewijslast voor het al dan niet beheersen van een vaardigheid.

Terug naar het begin


productievraag

Engels: production demand

Een productievraag is een vraag waarbij van de kandidaat wordt gevraagd een uitwerking, bewerking, verklaring, samenvatting, uitleg of beoordeling te geven van in de stimulus gepresenteerde informatie. De vraagstelling is naar vorm of inhoud min of meer nieuw voor de kandidaat, maar het antwoord of de oplossing kan gegeven worden op grond van een aangeleerde werkwijze of methode.

Terug naar het begin


programatisch toetsen

Engels: programatic assessment

Bij programmatisch toetsen wordt gekeken naar de gehele ontwikkeling van een leerling. Beslissingen en toekenning van studiepunten worden gebaseerd op een verzameling van datapunten in plaats van een individuele toets. De datapunten bestaan uit een mix van uitingen zoals toetsen, verslagen, reflecties etc.

Terug naar het begin


proportie

Engels: proportion

Een proportie is een getal dat de verhouding aangeeft tussen het aantal elementen uit een verzameling met een bepaalde eigenschap en het totale aantal elementen uit deze verzameling.

Terug naar het begin


psychometrische analyse

Engels: psychometric analysis

zie toets-en-itemanalyse

Terug naar het begin


psychomotorische onderwijsdoelstellingen

Engels: psychomotoric - educational objectives

zie taxonomie

Terug naar het begin


programma van toetsing en afsluiting (pta)

Engels:

Een programma voor schoolexamens in het voortgezet onderwijs dat beschrijft welke leerstof wordt getoetst, op welke wijze, en de mate waarin het onderdeel meetelt voor het eindcijfer. Elke school stelt elk jaar een eigen PTA vast en moet deze vóór een vastgelegd datum toezenden aan de onderwijsinspectie.

Terug naar het begin


Q

R

| Rir-waarde | Rit-waarde | Rar-waarde | raadkans | range | Rasch model | RCEC | referentiegegevens | referentiegroep | referentieniveau | relatieve normen | relatieve frequentie | reproductievraag | respons | resultaat-beoordeling | RTTI | rubric | ruwe score |

Rir-waarde

Engels: Rir value

zie item-restcorrelatie

Terug naar het begin


Rit-waarde

Engels: Rit value

zie item-testcorrelatie

Terug naar het begin


Rar-waarde (afleider-restscore correlatie)

Engels: Rar value

De rar value kijkt naar de correlatie tussen het kiezen van een bepaalde afleider en de restscore. Idealiter zijn zijn rar values negatief en is item-restcorrelatie (Rir) positief de. Dit betekent namelijk dat leerlingen met een hogere vaardigheid zijn minder snel geneigd het alternatief te kiezen en te kiezen voor het goede antwoord, dan leerlingen met een lagere vaardigheid.

Terug naar het begin


raadkans

Engels: guessing probability

De raadkans is de kans op het juist beantwoorden van een meerkeuzetoets, wanneer de kandidaat het goede antwoord niet weet. Bij een meerkeuzevraag met vier mogelijke antwoordopties, heeft de leerling bijvoorbeeld een kans van ¼ op juist gokken.

Terug naar het begin


range

Engels: range

De range is een maat voor de spreiding van waarnemingen. De range is de afstand tussen de hoogste en laagste score.

zie ook standaarddeviatie

Terug naar het begin


Rasch model

Engels: Rasch model

zie itemresponstheorie

Terug naar het begin


RCEC

Engels: RCEC

Het RCEC - Research Center voor Examinering en Certificering - is een expertisecentrum voor het borgen en bevorderen van de kwaliteit van examinering.

zie RCEC - website .

Terug naar het begin


referentiegegevens

Engels: reference data

zie normen

Terug naar het begin


referentiegroep

Engels: reference group

zie normgroep

Terug naar het begin


referentieniveau

Engels: reference level

Referentieniveaus zijn beheersingsdoelen voor Nederlands en rekenen/wiskunde die aan aangeven wat leerlingen moeten kennen en kunnen op verschillende momenten tijdens doorlopende leerlijnen.

Terug naar het begin


relatieve normen

Engels: relatively standard

zie normen

Terug naar het begin


relatieve frequentie

Engels: relative frequency

zie frequentie

Terug naar het begin


reproductievraag

Engels: reproduction question

Een reproductievraag is een open vraag , waarbij van de kandidaat wordt gevraagd een min of meer letterlijke weergave van gememoriseerde informatie (zoals jaartallen, definities, regels, e.d.) te leveren.

Terug naar het begin


respons

Engels: response

De term respons kunnen we in twee betekenissen tegenkomen:

  1. Een respons is het door een stimulus (opgave, toetstaak) teweeg gebrachte gedrag van een kandidaat. Bij een multiple-choice vraag is dat het gekozen antwoord, bij een open vraag is de response het geschreven antwoord.
  2. Bij enquêtes/surveys verstaat men onder respons het percentage personen dat reageerde op het verzoek om aan de enquête deel te nemen. De effectieve respons is het aantal verwerkbare reacties.

Terug naar het begin


resultaatbeoordeling

Engels: product evaluation

Een proces waarmee de leerresultaten van leerlingen systematisch worden geëvalueerd om daarmee de kwaliteit van het gegeven onderwijs te verbeteren. Vaak wordt dit gedaan in het licht van accreditatie.

Terug naar het begin


RTTI

Engels: RTTI

Het RTTI is een taxonomie om items te classificeren in vier cognitieve niveaus.

  1. R - reproductie (R): vragen naar uit het hoofd geleerde kennis
  2. T - toepassen 1 (T1): toepassen van de geleerde stof in bekende situaties
  3. T - toepassen 2 (T2): toepassen van de geleerde stof in nieuwe situaties
  4. I - inzicht (I): analyseren, doorgronden en oplossen van nieuwe problemen; leerlingen creeren zelf de context en oplossingsmethode

Terug naar het begin


rubric

Engels: rubric

Een rubric is een instrument in de vorm van een tabel waarmee op een systematisch en analytische wijze de prestaties van leerlingen worden beoordeeld. Een rubric bestaat altijd uit twee dimensies: de criteria/doelen waarop wordt beoordeeld en voor elk criterium een inhoudelijke beschrijving (soms aangevuld met video's) van de verschillende prestatieniveaus, en voor elke prestatie niveau een waardering/scoring.

Terug naar het begin


ruwe score

Engels: raw score

Het aantal behaalde punten op een toets. Men spreekt van een ruwe score om aan te geven dat de score nog niet is omgerekend naar een schaalwaarde of een normscore.

Terug naar het begin


S

| samengestelde vraag | schaal | schatter | schatting | schooladvies | schoolcijfers | schoolexamen | schoolonderzoek | score | scoreverdeling | scoren | scoringsvoorschrift | screening | selectie | sequentie-effect | serievraag | signifisch effect | situationele beoordelingstest | slaag/zakgrens | sleutel | Spearman-Brown formule | split-half methode | spreiding | stam | standaardafwijking | standaarddeviatie | standaardiseren | standaardmeetfout | standaard-normale verdeling | standaardscore | steekproef | stelling-vraag | stimulus | standaardbepaling | structureel incompleet design | studiepunt | subtoets | summatieve toetsing | systematische steekproef |

samengestelde vraag

Engels: composite question

Een samengestelde vraag bestaat uit meerdere deelvragen waarbij het antwoord op de eerdere deelvraag of deelvragen een onmisbaar element vormen voor het oplossen van de volgende deelvraag

Terug naar het begin


schaal

Engels: scale

Een schaal is een reeks getallen die volgens een bepaald voorschrift gekoppeld worden aan waarnemingen.

Terug naar het begin


schatter

Engels: estimator

Een schatter is een statistische grootheid die gebruikt wordt om de waarde van een onbekende parameter te schatten. (zie parameter , populatie )

Terug naar het begin


schatting

Engels: estimate

Een schatting is de waarde van een parameter op basis van een steekproef.

Terug naar het begin


schooladvies

Engels: school advice

Alle leerlingen in groep 8 krijgen een schooladvies waarmee zij toegelaten kunnen worden tot een bepaald type middelbare school. Het schooladvies kan naar boven worden bijgesteld als de eindtoets primair onderwijs (vanaf 2023 de doorstroomtoets ) daartoe aanleiding geeft.

zie Informatie Rijksoverheid Schooladvies

Terug naar het begin


schoolcijfers

Engels: school grades

zie cijfers .

Terug naar het begin


schoolexamen

Engels: school exam

Het schoolexamen is een van de twee onderdelen van het eindexamen voor het voorgezet onderwijs (VO) in Nederland. Naast het schoolexamen maken de VO-leerlingen ook centrale eindexamens. Het schoolexamen bestaat uit een aantal schoolonderzoeken die door de scholen zelf ingericht worden op basis van de algemene eindtermen. De eindexamens worden door Stichting Cito gemaakt.

Terug naar het begin


schoolonderzoek

Engels: school exam

Toets dat dient als onderdeel van het schoolexamen en vaak betrekking heeft op een beperkt deel van de stof, of een specifieke vaardigheid binnen een vak (bijv. luistertoets Engels voor Engels luistervaardigheid).

Terug naar het begin


score

Engels: score

In het algemeen is de score het totaal aantal scorepunten dat iemand op een opgave (itemscore) of toets (toetsscore) haalt. De score wordt vaak met de letter \( X \) aangeduid. Vaak spreekt men van de ruwe scores om aan te geven dat de scores direct uit de antwoorden volgen en nog niet zijn omgerekend naar standaardscores of schaalwaarden.

Terug naar het begin


scoreverdeling

Engels: score distribution

De verdeling van de scores op een toetsen, vaak weergegeven met een histogram . Zie ook frequentieverdeling .

Terug naar het begin


scoren

Engels: scoring

Scoren is het toekennen van getallen aan waargenomen prestaties volgens de scoringsvoorschriften (e.g., antwoordmodel, rubric ).

Terug naar het begin


scoringsvoorschrift

Engels: scoring rule

Een scoringsvoorschrift is een onderdeel van het correctiemodel . In het voorschrift worden de maximaal haalbare toetsscore en de scorepunten vermeld. Eventueel worden aftrekpunten en bonuspunten vermeld. Dit is afhankelijk van onder andere goede of gedeeltelijk goede antwoorden. Het scoringsvoorschrift beschrijft welke antwoorden goed, welke gedeeltelijk goed en welke als fout moeten worden beschouwd. Indien mogelijk en nodig wordt omschreven wanneer bonuspunten worden toegekend of aftrekpunten in mindering worden gebracht.

Terug naar het begin


screening

Engels: screening

Screening van opgaven is de controle vooraf van de opgaven ten aanzien van relevantie, wetenschappelijke inhoud en formulering. De screening dient bij voorkeur te worden uitgevoerd door deskundigen die niet betrokken zijn geweest bij de constructie van de opgaven.

Terug naar het begin


selectie

Engels: selection

Selectie is het door de opnemende instantie uitkiezen van personen voor een bepaalde vacature of een bepaalde opleiding, op grond van relevant geachte indicatoren zoals bijvoorbeeld behaalde diploma's, een afgelegde toets, of werkervaring.

Terug naar het begin


sequentie-effect

Engels: sequence effect

Er is sprake van een sequentie-effect als de beoordeling van werkstuk wordt beinvloed door de beoordeling van werkstukken daarvoor. Bijvoorbeeld, een opdracht wordt positiever als het voorafgegaan wordt door zwak gemaakte opdrachten, dan wanneer het wordt voorafgegaan door uitstekend gemaakte opdrachten.

Om dergelijke sequentie-effecten zoveel mogelijk te voorkomen wordt aangeraden om de toetsen vraag voor vraag na te kijken, waarbij tussendoor de antwoordbladen steeds opnieuw in willekeurige volgorde worden gelegd.



Zie beoordelaarseffect

Terug naar het begin


serievraag

Engels: serial question

Een serievraag is een meervoudige vraag waarin antwoorden gevraagd worden die onafhankelijk van elkaar zijn. Dat wil zeggen, het antwoord op deelvraag a is niet nodig voor het oplossen van deelvraag b. Zie verder: samengestelde vraag.

Terug naar het begin


signifisch effect

Engels: significant effect

Er is sprake van een signifisch effect als beoordeleraars op verschillende aspecten letten, verschilende criteria hanteren, of verschillende aspecten/criteria verschillend meewegen.

Zie beoordelaarseffect

Terug naar het begin


situationele beoordelingstest

Engels: situational judgement test

Een toets waarin werk specifieke situaties worden voorgelegd en men keuzes moet maken over hoe men zou handelen of reageren. Vaak gaat het om generieke competenties zoals samenwerken en stressbestendigheid.

Terug naar het begin


slaag/zakgrens

Engels: slack/back limit

De toetsscore die minimaal nodig is om een voldoende te halen.

Terug naar het begin


sleutel

Engels: key

zie correctiesleutel

Terug naar het begin


Spearman-Brown formule

Engels: spearman-brown formula

De Spearman-Brown formule is een formule waarmee de betrouwbaarheid van een toets kan worden geschat indien deze zou worden verlengd of verkort met vergelijkbare items. De Spearman-Brown formule is een handig hulpmiddel om een inschatting te maken van het aantal items dat extra nodig is om een toets voldoende betrouwbaar te krijgen.

De formule voor het berekenen van de betrouwbaarheidscoëfficiënt bij verlenging of verkorting is \[ r_{XX'} = { k \times r_{YY'} \over 1 + (k -1) \times r_{YY'}} \] hierin is \( r_{XX'} \) de betrouwbaarheid van de nieuwe kortere of langer test, \(r_{YY'} \) de betrouwbaarheid van de oorspronkelijke test, en \(k\) de verlengingsfactor (d.w.z., het aantal items in de nieuwe test gedeeld door het aantal items in de oorspronkelijke test). Wanneer de test verkort wordt, dan is \(k < 1\), en bij verlenging is \( k>1 \).

Rekenvoorbeeld: Stel een test van 30 items heeft een betrouwbaarheid van .7 en de test wordt verlengd met 10 extra vergelijkbare items, dan is de verlengingsfactor \( k = 30/40 = 1.25 \). De verwachte betrouwbaarheid van de nieuwe verlengde test is dan \( {1.25 \times .7 \over 1 + (1.25-1) \times .7} = .745\).

Terug naar het begin


split-half methode

Engels: split half method

De split-half-methode is een interne-consistentie methode om de betrouwbaarheid van een toets te schatten. Van twee toetshelften (opgevat als twee parallelle toetsen) worden de scores van alle leerlingen met elkaar gecorreleerd. De splitsing in twee helften kan bijvoorbeeld plaatsvinden door de even genummerde items in de ene helft te plaatsen en de oneven genummerde items in de andere helft. Omdat we nu de betrouwbaarheid van de halve toets berekend hebben, moeten we vervolgens de betrouwbaarheid van de gehele toets schatten met de Spearman-Brown formule .

Terug naar het begin


spreiding

Engels: variance

Met de spreiding wordt aangegeven in welke mate waarnemingen, zoals toetsscores, van elkaar verschillen. Maten voor de spreiding zijn bijvoorbeeld de standaarddeviatie , de variantie, en de range .

Terug naar het begin


stam

Engels: stem

Wanneer men spreekt over 'de stam van het item' dan verwijst men naar het deel van het item of opgave dat de inhoudelijke vraagstelling of de uit te voeren opdracht(en) beschrijft.

Terug naar het begin


standaardafwijking

Engels: standard deviation

zie standaarddeviatie

Terug naar het begin


standaarddeviatie

Engels: standard deviation

De standaarddeviatie \(S_x\) is een maat voor de spreiding van getallen rondom hun gemiddelde. In het geval van een toets gaat het om de spreiding van toetsscores rondom de gemiddelde score. De standaarddeviatie wordt als volgt berekend: \[ S_X = \sqrt{ { \sum_x \left( X- \bar{X} \right)^2 \over N - 1}} \] hierin is \(X\) de toetsscore, \(\bar{X}\) de gemiddelde score en \(N\) de steekproefgrootte.

Toelichting: De standaarddeviatie is gelijk aan de wortel van de variantie. In bovenstaande formule wordt gedeeld door \(N-1\), dit levert een zuivere schatter op van de standaarddeviatie in de populatie. Soms wordt de standaarddeviatie berekend door te delen door \(N\). Men spreekt dan van steekproefstandaarddeviatie.

Terug naar het begin


standaardiseren

Engels: standardize

Standaardiseren is het omzetten van een verdeling van verschillende waarnemingen, zoals toetsscores, zodat de verdeling een gewenst gemiddelde en een gewenste standaarddeviatie oplevert. Dit wordt gedaan om toetsscoreverdelingen van verschillende toetsen gemakkelijker met elkaar te kunnen vergelijken. Zo zijn ook de toetsprestaties van een individu op verschillende toetsen gemakkelijker te vergelijken en interpreteren. Bij standaardiseren wordt in tegenstelling tot normaliseren de oorspronkelijke vorm van de verdeling niet aangetast.

Terug naar het begin


standaardmeetfout

Engels: standard measurement error

De standaardmeetfout (SEM) is een indicatie voor de nauwkeurigheid van een meting.

Binnen de klassieke testtheorie (KTT) wordt de SEM berekend als \[S_e = S_X \sqrt{1-\rho_{XX'}}\] hierin is \(S_X\) de standaarddeviatie van de toetsscores en \( \rho_{XX'} \) de betrouwbaarheid van de scores. Meestal wordt voor de betrouwbaarheid coefficient (Cronbach's) alpha gebruikt, maar dat mag ook een andere maat zijn, zoals bijvoorbeeld lambda-2. De uitkomst \(S_e\) is de geschatte standaardeviatie voor de meetfouten.

Rekenvoorbeeld: Stel \(S_X = 10\) en \( \rho = 0.85\) dan is de SEM = 3.87. Als we ervan uitgaan dat de meetfouten normaal verdeeld zijn dan kunnen we met (ongeveer) 90% zekerheid concluderen dat iemand's ware score niet meer dan 6.4 scorepunten boven of onder de waargenomen score ligt. Of dit voldoende nauwkeurig is hangt van de specifieke toepassing af.

Toelichting: Met behulp van de SEM kan worden nagegaan of de toetsscores nauwkeurig genoeg zijn om, bijvoorbeeld, betrouwbare beslissingen op indivdiueel niveau te nemen. De standaardmeetfout kan ook nuttig zijn als men de nauwkeurigheid van een bepaalde toets in verschillende populaties wil onderzoeken, waarbij de populaties verschillen in de mate waarin de vaardigheden onderling verschillen (zie ook betrouwbaarheid). Het is daarbij belangrijk om in het achterhoofd te houden dat de standaardmeetfout in feite de gemiddelde nauwkeurigheid in de populatie weergeeft. De meetfout kan ook per scoreniveau worden geschat. Men spreekt dan over de conditionele standaardmeetfout (CSEM) [!]. De CSEMs geven een nog beter beeld van het functioneren van de toets voor de verschillende vaardigheidsniveaus. Het schatten van de CSEMs is echter niet eenvoudig en dat is mede de reden dat de CSEMS minder vaak worden gebruikt.

Terug naar het begin


standaard-normale verdeling

Engels: standard-normal distribution

De standaard-normale verdeling is een normale verdeling met een gemiddelde van nul en een standaarddeviatie van één. De standaardnormale verdeling wordt ook wel de \(Z\)-verdeling genoemd, en wordt weergegeven als \( N(0,1) \).

Terug naar het begin


standaardscore

Engels: standard scores

standaardscores zijn de ruwe toetsscores omgerekend in standaardeenheden.

Een veelgebruikte staandaardeenheid is de standaarddeviatie (\(S\)) en de bebehorende standaardscore is gelijk aan de gestaandaardiseerde score (Z)-score. Z-scores hebben als nadeel dat er ook negatieve scores zijn, wat voor het weergeven van een vaardigheid ongewenst is. Gelukkig kan men de \(Z\)-scores altijd transformeren naar scores met een vastgesteld gemiddelde en/of spreiding. Een voorbeeld zijn de scores op een IQ-test, die worden omgerekend zodat het gemiddelde (in de populatie) gelijk is aan 100 en de SD gelijk aan 15. Merk op dat de verdeling van de \(Z\)-scores dezelfde vorm heeft als de ruwe scores. In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht zijn \(Z\)-scores niet automatisch normaal (klokvormig) verdeeld zijn. Wil men de ruwe toetsscore omrekenen naar scores die normaal verdeeld is dan kan men gebruik maken genormaliseerde standaardscores.

Terug naar het begin


steekproef

Engels: sample

Een steekproef is een verzameling elementen die op aselecte wijze uit de te onderzoeken populatie zijn genomen. Er is sprake van een aselect steekproef als ieder element (persoon, school, klas) in de populatie een vooraf bepaalde kans heeft om in het onderzoek betrokken te worden. De meest eenvoudige manier van steekproef trekken is de enkelvoudige aselecte steekproef (eng: simple random sample ). Hierbij trekt men aselect de eenheden uit de populatie waarbij elke eenheid evenveel kans heeft om in de steekproef terecht te komen. Wanneer er wordt gesproken over een 'steekproef' zonder nadere aanduiding wordt vrijwel uitsluitend een enkelvoudige steekproef bedoeld. Andere vormen van steekproeftrekken zijn de clustersteekproef , gestratificeerde steekproef , systematische steekproef .

Terug naar het begin


stelling-vraag

Engels: question-question

Een stellingvraag is een bijzondere vorm van een waar/onwaar-vraag. Bij een stellingvraag worden twee met elkaar samenhangende beweringen gecombineerd tot een vierkeuzevraag.

Terug naar het begin


stimulus

Engels: stimulus

Een stimulus is een middel om een bepaald gedrag van een persoon uit te lokken. Dit is alle informatie die een kandidaat aangeboden krijgt om tot een antwoord te komen.

Terug naar het begin


standaardbepaling

Engels: standard setting

Standaardbepaling is het vaststellen van de grenzen tussen de verschillende vaardigheidsniveaus. De meest elementaire vorm van de standaarbepaling is het vaststellen van de slaag-zakgren, maar het kan ook gaan om het vaststellen van grensscores voor, bijvoorbeeld, onder of (minstens) op niveau, en tussen op niveau en boven niveau.

Er zijn veel verschillende procedures ontwikkeld. Een aantal veel gebruikte procedures zijn:

  1. Angoff
  2. 3DC
  3. Nedelsky
  4. Bookmarkmethode
  5. Direct consensus

Terug naar het begin


structureel incompleet design

Engels: structural incomplete design

Een structureel incompleet design is een afname design voor toetsen waarbij leerlingen volgens een vooropgezet plan een deel van de items maken. Deze items zijn verdeeld over verschillende toetsboekjes. Dit type design wordt bijvoorbeeld toegepast in normhandhavingsonderzoeken . Het wordt ook gebruikt in peilingsonderzoek, waarbij men vooral geinteresseerd is uitspraken op stelselniveau en niet op het niveau van de individuele leerling.

Terug naar het begin


studiepunten (ECTS)

Engels: study credits

Studiepunten worden gegeven als een onderdeel van een opleidingsprogramma met voldoende resultaat is afgesloten. In het algemeen drukt het aantal studiepunten uit wat de normbetrekking in uren is voor een bepaald studieonderdeel. Het totale aantal behaalde studiepunten ten opzichte van het totaal aantal mogelijk te behalen punten is een indicator voor de studievoortgang.

In het hoger onderwijs wordt doorgaans gebruik gemaakt van het European Credit Transfer System (ECTS).

Terug naar het begin


subtoets

Engels: subkey

Een subtoets is een aantal opgaven uit een toets die volgens een bepaald criterium bij elkaar horen. Vaak worden over subtoetsen ook afzonderlijke toets- en itemanalyses uitgevoerd.

Terug naar het begin


summatieve toetsing

Engels: summative test

Afsluitende toetsing om vast te stellen wat een leerling geleerd heeft, en meestal gericht op het nemen van beslissing (bijv. slagen of zakken)

Terug naar het begin


subtoets

Engels: subkey

Een subtoets is een aantal opgaven uit een toets die volgens een bepaald criterium bij elkaar horen. Vaak worden over subtoetsen ook afzonderlijke toets- en itemanalyses uitgevoerd.

Terug naar het begin


systematische steekproef

Engels: systematic sample

Een vorm van steekproeftrekken waarbij men de eerste element willekeurig kiest om vervolgens elke \(k\)-de element te kiezen. Bijvoorbeeld, uit een lijst met 1000 leerlinge trekt men eerst een aselecte leerling uit de eerst 10 (zeg de 7de), en vervolgens selecteert men de 10de leerling die daarop volgt (i.e., de 17de, 27ste, 37st in de rij).

Terug naar het begin


T

| taxonomie | teaching to the test | technology enhanced assessment | test | test-hertest methode | TIMMS | toets | toetsanalyse | toets-en-itemanalyse | toetsfunctie | toetsmatrijs | toetsscore | toetsservicesysteem | totaalscore | transformatie | true/false item |

taxonomie

Engels: taxonomy

Een taxonomie van onderwijsdoelstellingen is een classificatieschema waarin de categorieën een hiërarchische relatie vertonen. De onderwijsdoelstellingen kunnen betrekking hebben op het cognitieve, affectieve or psychomotorische domein . Een taxonomie is vaak onderdeel van de toetsmatrijs. De taxonomie ondersteunt de ontwikkeling van opgaven op het beoogde niveau van leerdoelen.

Veelgebruikte taxonomieen zijn:

  1. Bloom / Revised Bloom (cognitief)
  2. Romiszowski
  3. RTTI (cognitief)
  4. Krathwohl (affectieve domein)
  5. Simpson (psychomotorisch)
  6. Kubus van de Block (cognitief & affectief)

Terug naar het begin


teaching to the test

Engels: teaching to the test

Het onderwijs afstemmen op de toets. Oftewel enkel over datgene lesgeven waar ook vragen over komen op de toets.

Vaak uit angst om, als leerkracht of school, op basis van toetsresultaten van leerlingen te worden afgerekend.

Terug naar het begin


technology enhanced assessment

Engels: technology enhanced assessment

Breed scala aan mogelijkheden om de toetsing met technologie te ondersteunen met als doel de toetsing /assessment efficiënter en effectiever te maken. Dit gaat niet enkel om de toets zelf, maar ook om de beoordeling en management van toetsen (afname, constructie, scoring, feedback, en administratie).

Terug naar het begin


test

Engels: test

Het begrip test verwijst naar meetinstrumenten voor het meten van niet-schoolse cognitieve of affectieve eigenschappen (psychologische tests). In het Nederlands wordt onderscheid gemaakt tussen het uit het Engels overgenomen woord 'test' en het door A.D. de Groot voorgestelde woord '(studie-)toets'. Onder test verstaan we instrumenten voor het meten van psychologische karakteristieken van mensen. Voorbeelden: (algemene) intelligentietests, tests voor reactievermogen, tests voor afzonderlijke cognitieve functies (bijvoorbeeld geheugen), tests voor gedragswijzen (bijvoorbeeld introversie - extraversie en andere persoonskenmerken in de socio-emotionele sfeer). Ze zijn in de regel bestemd voor gebruik door professioneel geschoolden psychologen.

Terug naar het begin


test-hertest methode

Engels: test-retest method

De test-hertestmethode is een methode om de betrouwbaarheid te schatten. Dezelfde toets wordt tweemaal afgenomen bij dezelfde kandidaten onder zoveel mogelijk dezelfde omstandigheden. De scores behaald bij de eerste toetsafname worden gecorreleerd met die behaald bij de tweede afname. De correlatiecoefficient is dan een maat voor de betrouwbaarheid.

Terug naar het begin


TIMSS

Engels: TIMSS

TIMSS staat voor Trends in International Mathematics and Science Study TIMSS is een vierjaarlijks internationaal steekproefonderzoek van de International Association for the Evaluation of Educational Achievement ( IEA ) naar de kennis en vaardigheden van leerlingen in groep 6 op het gebied van rekenen en natuuronderwijs.

Terug naar het begin


toets

Engels: test

Een toets is een instrument voor het meten van iemands kennis, vaardigheden en competenties die door middel van studie en/of onderwijs zijn verworven. to

Terug naar het begin


toetsanalyse

Engels: test analysis

zie toets-en-itemanalyse

Terug naar het begin


toets-en-itemanalyse

Engels: test-and-item alysis

Een toets- en itemanalyse is een berekening van indices waarmee de psychometrische kwaliteit van de toets en de items kan worden beoordeeld. Een toets- en itemanalyse wordt gemaakt op basis van de resultaten van een groep personen in een bepaalde gebruikssituatie. Door het berekenen van gemiddelde score, standaarddeviatie, betrouwbaarheid en standaardmeetfout wordt informatie verkregen over de kwaliteit van de toets en door het berekenen van p-waarde, a-waarde, r-it waarde, r-ar, r-ir waarden wordt informatie verkregen over de kwaliteit van elk item.

Terug naar het begin


toetsfunctie

Engels: testing goal

Toetsen kunnen voor verschillende doelstellingen ingezet worden, dit betekent dat toetsen verschillende functies kunnen hebben. Globaal maakt men een onderscheid tussen toetsing die het leren ondersteunen ( formatieve toetsing, diagnostische toets), toetsen waarvan de resultaten worden gebruikt om beslissingen te nemen zoals zakken/slagen, diplomering, plaatsingsadvies voor het voortgezet onderwijs ( summatieve toetsing ), en een evaluatieve functie waarbij de toetsing vooral dient om een breder beeld te krijgen van de ontwikkelingen van de vaardigheid in een bepaalde groep zoals in peilingsonderzoek. Hoewel in principe eenzelfde toets voor verschillende doelen ingezet kan worden, stellen de verschillende doelstellingen verschillende eisen aan toets.

Terug naar het begin


toetsmatrijs

Engels: test matrix

Een toetsmatrijs is een tabel waarin per te toetsen onderwerp/leerdoel wordt aangegeven hoeveel vragen de toets moet bevatten, en hoe de opgaven worden verdeeld over de verschillende gedrags/kennisniveaus (reproduceren, toepassen, begrijpen). Soms wordt ook aangegeven hoeveel punten deze opgaven kunnen opleveren en wat voor typen vragen er gebruikt worden. De toetsmatrijs vormt een blauwdruk voor de toetsen.

voor meer praktische informatie zie Toetsmatrijs in 5 stappen (infographic)

Terug naar het begin


toetsscore

Engels: test scores

Het totaal aantal behaalde punten op de hele toets of examen. Bij een meerkeuzetoets is dat doorgaans het aantal vragen die de leerling goed beantwoord heeft.

Terug naar het begin


toetsservicesysteem

Engels: test service system

Een toetsservicesysteem is een digitaal platform waarop verschillende toetsprocessen en toetsinhoudelijke activiteiten kunnen worden uitgevoerd, waaronder bijvoorbeeld:

  1. Toetsen plannen
  2. Items ontwikkelen
  3. Toetsen samenstellen
  4. Platform voor een itembank
  5. Toetsen afnemen
  6. Toetsen en items analyseren

Terug naar het begin


totaalscore

Engels: total score

Totaal aantal behaalde punten op een toets of examen (zie ook score).

Terug naar het begin


transformatie

Engels: transformation

Transformatie is het volgens regels omzetten van waarden op de ene schaal in waarden op een andere schaal. Een voorbeeld van een transformatie is het omzetten van ruwe scores van een toets in standaardscores of percentielscore .

Terug naar het begin


true-false item

Engels: true-false item

zie waar/onwaar-vraag.

Terug naar het begin


U

V

| vaardigheid | validiteit | variabele | variantie | verklaring | verticaal equivaleren | voorspellende waarde | voortgangsevaluatie | vraag(stuk) | vraagonzuiverheid | vraagtype | vraagvorm | vrije verwerkingsvraag |

vaardigheid

Engels: skills

Vaardigheid is het vermogen om bepaalde handelingen en mentale operaties bekwaam uit te voeren.

De professionele kennis, vaardigheden en attitudes die nodig zijn om een bepaald beroep goed uit te oefenen worden competenties genoemd.

Terug naar het begin


validiteit

Engels: validity

In de breedste zin verwijst de validiteit naar de mate waarin men uit de toetsscores conclusies kan trekken die men op het oog heeft. Met andere woorden, meet de toets wat de gebruiker voor ogen heeft, gegeven het doel waarvoor de test wordt ingezet.

Het begrip validiteit heeft in de literatuur geen eenduidige betekenis en is een containerbegrip geworden voor alles wat raakt aan de accuraatheid, juistheid, zinvolheid van een toets. Aangezien een toets veel en uiteenlopende bedoelingen kan hebben zijn er verschillende validiteiten te onderscheiden, die een toets in verschillende mate kan bezitten.

In de literatuur worden globaal drie verschillende dimensies in de validiteit onderscheiden:

  1. inhoudsvaliditeit: sluit de toets aan bij de onderwijsdoelstellingen?
  2. begripsvaliditeit: kunnen de scores op de toets zinvol geinterpreerd worden?
  3. criteriumvaliditeit: hebben de scores voorspellende waarde voor doelcriteria (schoolsucces)?

Bij toetsing in het onderwijs wordt ook belang gehecht aan de indruksvaliditeit (face validity). Dit is de mate waarin een test op het oog, dus zonder aanvullend onderzoek, lijkt te voldoen aan het doel waarvoor de test wordt ingezet.

Tijdens de constructie van een toets kan men de inhoudsvaliditeit waarborgen door te werken met een toetsmatrijs. Daarnaast kan men gebruik maken van een bewijsgerichte toetsconstructie methode (evidence-centered design).

Terug naar het begin


variabele

Engels: variable

Variabelen zijn aspecten waarin mensen of objecten kunnen varieren, denk aan geslacht, leeftijd, het aantal items in een toets. Elke variabele heeft tenminste twee mogelijke waarden (toestanden). Vaak wordt een onderscheid gemaakt tussen discrete variabelen (geslacht, aantal vragen goed op een toets), en continue variabelen (leeftijd, lengte, IQ).

Wanneer men getallen toekent aan de mogelijke uitkomsten van een variabele spreekt men van een geschaalde variabele. De manier waarop schaalwaarden worden toegekend noemt men de operationalisatie van variabele.

Voorbeeld: Neem het begrip intelligentie. Onder intelligentie verstaat men doorgaans het vermogen om cognitieve problemen op te lossen (begrip zoals bedoeld). Om verschillen in intelligentie zichtbaar te maken heeft men intelligentietesten ontwikkeld. De uitkomsten (IQ-scores) is de operationale variabele voor intelligentie.

Terug naar het begin


variantie

Engels: variance

De variantie - meestal aangeduid met \( S^2_x \) - is het kwadraat van de standaarddeviatie en is, net zoals de standaarddeviatie, een maat voor de spreiding van getallen.

Terug naar het begin


verklaring

Engels: statement

Een verklaring is een geschrift dat aan een leerling wordt uitgereikt wanneer aan de betreffende leerling geen diploma of getuigschrift kan worden gegeven. Op de verklaring staat het tijdstip waarop hij de school verlaten heeft en het leerjaar waarin de school is verlaten.

Terug naar het begin


verticaal equivaleren

Engels: vertical equivalent

Verticaal equivaleren is het op één schaal brengen van de scores van twee toetsen die bedoeld zijn voor populaties met een verschillende gemiddelde vaardigheid (bijvoorbeeld de examens Engels voor havo en vwo). Door verticaal te equivaleren kan men beter de verschillen in de vaardigheidsniveaus tussen de populaties vaststellen. Verticaal equivaleren wordt ook gebruikt om de normering van niveautoetsen op elkaar af te stemmen, zoals bijvoorbeeld in het leerlingvolgsystemen.

Terug naar het begin


voorspellende waarde

Engels: predictive value

zie predictieve validiteit .

Terug naar het begin


voortgangsevaluatie

Engels: progress evaluation

Systematisch verzamelen en interpreteren van gegevens over de voortgang van de leerresultaten tegen het licht van de gewenste einddoelen.

Terug naar het begin


vraag(stuk)

Engels: question)

zie opgave

Terug naar het begin


vraagonzuiverheid

Engels: differential item functioning

Er is sprake van een onzuivere vraag als de verschillen in de prestaties op het item tussen groepen niet geheel verklaard kunnen worden door verschillen in de (latente) vaardigheid die aan de opgave ten grondslag ligt.

Terug naar het begin


vraagtype

Engels: question type

Vraagtype verwijst naar het onderscheid tussen open vraag of gesloten vraag.

Terug naar het begin


vraagvorm

Engels: question form

Vraagvorm is de manier waarop een vraag gesteld wordt. Voorbeelden van vraagvormen zijn: invulvraag , kort-antwoordvraag , meerkeuzevraag , meervoudige vraag .

Terug naar het begin


vrije verwerkingsvraag

Engels: open (unstructured) processing task

Een vrije-verwerkingsvraag is een open vraag waarbij van de kandidaat wordt gevraagd een opgave op te lossen volgens een zelfstandig gekozen werkwijze of methode. Aangezien het hierbij gaat om de wijze waarop de kandidaat de opgave in zijn antwoord geïnterpreteerd heeft, is het goede antwoord niet vooraf te bepalen.

Verwerkingsvragen zijn vragen of opdrachten die leerlingen uitvoeren om de stof eigen te maken.

Terug naar het begin


W

| waar/onwaar-vraag | ware score | wegen |

waar/onwaar-vraag

Engels: true/false item

Een waar/onwaar-vraag is een gesloten vraag waarbij een uitspraak als waar of onwaar gekenmerkt moet worden. zie clustervraag.

Terug naar het begin


ware score

Engels: true score

De ware score is een van de basisbegrippen in de klassieke testtheorie (KTT). De KTT gaat er vanuit dat de toetsscore van elke individu uit twee delen bestaat: de ware score en een toevallige meetfout.

De ware score is gedefinieerd als de gemiddelde geobserveerde score die een persoon zou behalen in de (denkbeeldige) situatie dat de toets een zeer groot aantal keren wordt afgenomen onder dezelfde condities. Hierbij gaat men ervan uit dat de vaardigheid steeds constant blijft en dat elke afname onafhankelijk is van de andere afnames. Deze definitie van de ware score volgt uit de aanname dat de meetfouten geheel toevallig tot stand komen en dat positieve en negatieve meetfouten elkaar uitmiddelen bij herhaalde afnames. De ware score wordt ook wel de betrouwbare score genoemd.

De standaarddeviatie van de verdeling van dit oneindige aantal metingen is een indicatie van de meetnauwkeurigheid.

Terug naar het begin


wegen

Engels: to weigh

Wegen bij een toets is het toekennen van verschillende gewichten aan de verschillende vragen in de eindscore. Toetsvragen kunnen een verschillend gewicht krijgen door het maximaal aantal punten per opgave te varieren, of door een gewogen somscore te nemen (zie gewogen toetsscore)

Terug naar het begin


X

Terug naar het begin


Y

Terug naar het begin


Z

z-score | zelfreflectieverslag |

Z-score

Engels: z-score

Een \(Z\)-score - ook wel aangeduid met standaardscore - is een gestandaardiseerde score met een gemiddelde 0 (nul) en een standaarddeviatie 1. De Z-score geeft aan hoeveel standaarddeviates de (toets)score boven (\(Z> 0\)) of onder (\(Z < 0\)) het gemiddelde ligt

\(Z\)-scores worden als volgt berekend: \[ Z = { X - \bar{X} \over S_X} \] hierin is \(X\) de toetsscore, \(\bar{X}\) het gemiddelde , en \(S_X\) de standaarddeviatie.

Terug naar het begin


Zelf-reflectieverslag

Engels: self-reflection report

Verslag van een leerling over opgedane leereffecten of ervaringen (bijv. binnen een stage) die persoonlijk zijn en uitsluitend door de betrokkene gerapporteerd kunnen worden. De rapportage geschiedt aan de hand van leereffectzinnen als 'Ik heb geleerd dat (hoe, etc.) ... .'

Terug naar het begin